landen gebruik te maken, zo sterk zal zijn, dat
hiermede belangrijke bedragen zullen zijn ge
moeid. De rendementsverhoudingen in het bui
tenland zijn of ongunstiger dan in Nederland,
of de politieke- en valuta-risico's worden groter
geacht dan bij ons. terwijl daarenboven zelfs
de beleggingsdrang op de binnenlandse kapi
taalmarkt, bij de huidige stand van beurskoer
sen en conjunctuur althans, maar zeer matig
kan worden genoemd. De betekenis van de
maatregel is dan ook in de eerste plaats van
psychologische aard. Dat laatste kan ook wor
den gezegd van het besluit, om voortaan twee
richtingsverkeer voor dollar-effecten toe te
staan. Dat betekent, dat de effectenhuizen, die
Amerikaanse fondsen van Nederlandse houders
op de Amsterdamse beurs kopen, niet verplicht
zijn. deze in Amerika te gelde te maken. Zij
mogen thans zelf als kopende tegenpartij op
treden en die dollar-effecten aanhouden, dan
wel weer aan andere Nederlanders verkopen.
Ook hier lijkt de kans niet groot, dat van de
verruiming op grote schaal gebruik zal worden
gemaakt. Het is nu eenmaal een onbetwistbaar
feit, dat de neiging tot het aanhouden of kopen
van buitenlandse effecten hier te lande parallel
met het herstel van het vertrouwen in de gul
den is verminderd.
Als sluitstuk op de beide besproken maatrege
len werd voorts bepaald, dat voortaan i ij mag
worden beschikt over buitenlandse deviezen.
De bezitters van buitenlandse valuta mogen
deze dus vrijelijk verkopen aan andere Neder
landers of aan niet-ingezetenen. dan wel die
valuta aanwenden tot rechtstreekse belegging
in buitenlandse effecten.
Met betrekking tot het verloop van de betalings
balans in het lopende jaar is voor het eerst
in de begroting van Economische Zaken, een
concreet cijfer genoemd. Minister Zijlstra
deelde namelijk in dit staatsstuk mede. dat de
eerste zes maanden van 1954 voor de lopende
rekening een overschot hebben opgeleverd van
naar schatting een half milliard gulden, of on
geveer 400 millioen minder dan in de over
eenkomstige periode van 1953. Voor het gehele
jaar 1954 mag men bijgevolg met een overschot
van één milliard rekening houden, tegenover
een overschot van bijna 1300 millioen in 1953
en van 1850 millioen in 1952. Deze achteruit
gang houdt niets verontrustends in en moet
worden gezien in het licht van de relatieve toe
neming van invoer, die twee jaren geleden
na .Korea" sterk was ingekrompen.
In de genoemde bedragen zijn niet begrepen
de betalingen, die het buitenland aan ons land
heeft gedaan voor het kopen van buitenlandse
fondsen. In 1953 heeft ons land netto voor
f 208 millioen aan binnen- en buitenlandse
fondsen aan het buitenland verkocht, waardoor
de deviezenvoorraad met dit bedrag toenam,
doch zoals men weet wordt dit op de kapitaal
rekening van de betalingsbalans geboekt.
Ook in het lopende jaar zijn ongetwijfeld aan
zienlijke bedragen uit dien hoofde naar Nedei-
land gevloeid, wederom vooral door de om
vangrijke buitenlandse aankopen van aandelen
Koninklijke Petroleum. Daartegenover is echter
zoals bekend reeds voor ruim f 300 millioen
buitenlandse schuld door Nederland vervroegd
afgelost.
De gestadige toeneming van de binnenlandse
geldvoorraad, voortspruitende uit de gunstige
stand van de betalingsbalans de totale geld-
hoeveelheid heeft inmiddels een omvang be
reikt van ruim negen milliard gulden, waai -
van ca. 31/2 milliard in de vorm van bank
papier en 5Vz milliard tegoed op bank- en
andere rekeningen heeft niet tot een groteie
bedrijvigheid ter beurze geleid. Wel zijn er m
de niet risicodragende sector van de kapitaal
markt enige emissies geweest, maar deze waren
toch van bescheiden omvang. Er liggen waar
schijnlijk grote bedragen braak, die voor beleg-
ging in obligaties of aandelen in aanmerking
zouden komen, maar noch het rendement voor
vaste rentedragende fondsen, noch dat van
aandelen wordt thans blijkbaar zo aantrekkelijk
geacht, dat daardoor een krachtige stimulans
om te kopen op de beleggers wordt uitgeoefend.
Vraag en aanbod zijn vrijwel met elkaar in
evenwicht, waardoor een min of meer gestabili
seerde toestand op de kapitaalmarkt is ont
staan, die zich ook weerspiegelt in de koersen,
die (men zie onderstaande tabel) van maand
op maand slechts zeer geringe afwijkingen ver
tonen.
De Millioenennota heeft het intussen duidelijk
gemaakt, dat van de zijde van de overheid voor
lopig geen zware eisen aan de kapitaalmarkt
zullen worden gesteld, weshalve voor de naaste
toekomst met een bestendiging van het lage
rentepeil, gepaard gaande met een gebiek aan
nieuw beleggingsmateriaal, rekening moet wor
den gehouden. Terwijl voor het lopende jaai
oorspronkelijk op een kastekort van het Rijk
ter grootte van 800 a f 1100 millioen was ge
rekend, blijkt dit thans niet meer dan 500
a 600 millioen te zullen belopen, terwijl het
tekort in het volgende jaar zeker niet groter zal
zijn. Aangezien alleen reeds de kapitaalaanwas
bij de institutionele beleggers op tenminste
85