I ovredenlieid /onder /ell voldaanheid Ontwikkeling van de spaargelden dient ge paard te gaan met een groei van het aantal spaarders. Als we het verloop van de spaargelden van de laatste jaren onder de loupe nemen, dan is er niet bepaald reden tot ontevredenheid. Zonder in een nauwkeurige becijfering te vervallen kan er gezegd worden, dat er een regelmatige aan was is, dat er voldoende gelden voorhanden zijn voor de eveneens stijgende voorschotver lening en dat de liquiditeit weinig zorgen baart. In gesprekken met onze kassiers worden dan ook meermalen met een zekere trots de cijfers te voorschijn gehaald en men voorziet die dan van een eigen commentaar, waaruit moet blij ken hoezeer de bank door de spaarders wordt gezocht of ook wel hoe jammer het is, dat zo n groot saldo bij de G.B. staat. Een enkele maal beluisterden we de klank, dat er beter wat spaargeld kon afvloeien om tot een gunstiger exploitatiebeeld te kunnen komen. Zonder iets aan het streven en werken onzer banken af te willen doen kunnen we toch gerust opmerken, dat een gunstige ontwikkeling eigenlijk een normaal tijdsbeeld is. Een boerenleenbank, die thans geen groeiende cijfers kan vertonen, is niet gezond. Daar hapert iets aan en met recht kan hier worden gezegd, dat stilstand achter uitgang betekent. Allerwegen in het land zijn de mogelijkheid om te sparen en ook de spaarzin zelf toegenomen, terwijl de bevolking groeiende is. Als er dan een boerenleenbank met gefixeerde of zelfs teruglopende cijfers is, dan is het hoog tijd om de hand in eigen boezem te steken en zo spoe dig mogelijk maatregelen te nemen, die weer tot groei kunnen leiden. Maar zelfs een regelmatige ontwikkeling mag nog niet altijd een reden tot gezapige rust en tevredenheid betekenen. Men kan zich altoos afvragen of die ontwikkeling procentueel vol doende is en vooral of de aanvoer van nieuwe spaarders wel in bevredigend tempo plaats vindt. Immers, zelfs bij een constant aantal spaarders zal er een zekere aanwas van gelden plaats hebben en het gevaar is niet denkbeeldig, dat men zich hier in volle gemoedsrust bij neerlegt. Immers, de zaken gaan goed en waarom dan enige extra inspanning? Naar onze bescheiden mening zal een gezonde expansie gepaard dienen te gaan met een regel matige uitgifte van nieuwe boekjes, liefst in een toenemend tempo, waardoor er jaarlijks van enige aanwas sprake is. Al kan ook de huidige kring van spaarders voldoende gelden opleve ren, men krijgt meer garantie voor de toekomst, wanneer die kring wordt verbreed, waardoor enige terugslag ook gemakkelijker kan worden opgevangen. We zouden ons een zeer stabiele boerenleen bank kunnen voorstellen met een stevige reserve en een voldoende liquiditeit. Maar als die sta biliteit van een vaste groep spaarders afhan kelijk is, dan zal die bank een van de eersten zijn, die in een afgaande tijd een veer moet laten. Wij hebben het al vaker betoogd, dat het nu de geschikte jaren zijn om tot opbouw en uit breiding te komen, hetgeen betekent, dat juist nu de activiteit moet worden ontplooid, waar het toekomstig succes van afhankelijk is. Onze boerenleenbankgeschiedenis is al vol doende oud om enige lering te verschaffen en men behoeft maar in die geschiedenis terug te blikken om vergelijkingen te kunnen vinden. De boven geschetste activiteit brengt ons van zelf op het terrein van de propaganda. We be hoeven daarvoor thans geen recepten te ver schaffen of middelen op te sommen, maar het is al vrij zeker, dat propaganda onder de jeugd mede op het programma behoort. Honderden banken hebben dat punt reeds op hun pro gramma staan, maar nog steeds ontbreken er een aantal. Is het toeval, dat daar juist banken bij zijn, waar men een procentueel geringere ontwikke ling of zelfs stilstand aantreft? Laat men voorzichtig zijn met tevredenheid, die de zelfvoldaanheid in zich houdt. De aftakeling is dan niet ver meer. 64

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 16