Financieel overzicht De positie van de obligatiemarkt heeft zich in de afgelopen maand verder geconsolideerd. In het algemeen kan worden gezegd, dat de markt aan weerstand heeft gewonnen. Een ver dere koersdaling is, nadat de emissies van de lening België en van de Wereldbank eenmaal haar beslag hadden gekregen, niet ingetreden en men kreeg ook niet de indruk, dat het voor uitzicht van verdere Belgische emissies op onze kapitaalmarkt als een baisse-factor werd op gevat. Zoals men uit de aan het einde van deze be schouwing opgenomen koerstabel kan aflezen hebben verschillende Staatsleningen het in de maand Juni geleden verlies weder ten dele kunnen goedmaken. Een uitgesproken ongun stige uitzondering vormde de lening Indië 1937 A, terwijl ook de lening Nederland 1937 toch nog ruim een punt heeft moeten prijsgeven. Er is geen reden ten aanzien van eerst genoemde lening verband te leggen met de weer toegespitste verhouding tot Indonesië, aangezien de Indonesische leningen volledig door de Nederlandse regering worden gegaran deerd. De Nederlandse Staatslening van 1937 (de zgn. spoorweglening) geeft op basis van het huidige koerspeil toch nog slechts een effec tief rendement van 3,23 °/o, waartegenover dat van de 3J/a %-lening 1954, die nagenoeg een zelfde gemiddelde looptijd heeft, 3,32 °/o af werpt en de 33/r 1953 zelfs een effectief rendement van 3,51 °/o biedt. Op grond van deze verhoudingen lijkt derhalve de koers van de spoorweglening ook thans eerder nog aan de hoge kant. Verder kan men uit de koerstabel afleiden, dat de markt zich niet noemenswaard beneden de hoogste stand, welke dit jaar werd bereikt, beweegt. In elk geval lijkt de conclusie gerechtvaardigd, dat, overeenkomstig de door ons de vorige maal uitgesproken verwachting, de middelen voor de jongste buitenlandse emissies zonder de minste moeite konden worden opgebracht. Op deze grond kan men dan ook, als bezitter van vaste rentedragende fondsen, de verdere ontwikkeling met vertrouwen tegemoet blijven zien. Weliswaar moet worden aangenomen, dat als uitvloeisel van de vrijheid voor het kapitaal verkeer in de Benelux waarop wij elders in dit nummer (men zie Door de Financiële Dool hof op pag. 31) dieper ingaan in de naaste toekomst nog meer Belgische emissies, in de eerste plaats van gemeenteleningen, op onze beurs zullen plaatsvinden, doch de overvloed aan beleggingsmiddelen in de kringen van de institutionele beleggers, voornamelijk dus bij verzekeringsmijen en pensioenfondsen, laat daarvoor ruimschoots speelruimte. Uit dien hoofde behoeft onze markt dus zeker niet onder druk komen te staan, vooral niet, indien de bin nenlandse emissiebedrijvigheid zo bescheiden blijft, als tot dusverre het geval is. Voor het Rijk is er voorshands eigenlijk geen enkele aanleiding om opnieuw een beroep op de kapitaalmarkt te doen. Het tegoed van de Staat bij de Nederlandsche Bank beweegt zich nu reeds sinds maanden op een niveau van 600 a 700 millioen. terwijl, zoals reeds eer der door ons te dezer plaatse uiteengezet, met inbegrip van de rond 300 millioen, verkregen met de in het begin van dit jaar uitgegeven 31 1 %-Staatslening, practisch in de lopende kapitaalbehoeften van 1954 voorzien moet zijn. Ook van de zijden der gemeenten is nog geen grote emissiebedrijvigheid op de beurs te ver wachten, daar deze nog steeds gemakkelijk er in kunnen slagen, zich ondershands van de no dige middelen te voorzien. Hun behoeften wer den voor het lopende jaar op ten hoogste een half milliard gulden geraamd. Ook met het aantrekken van kort lopende gel den kan de schatkist zich nog altijd een grote terughoudendheid veroorloven, zoals ter ge legenheid van de jongste inschrijving op nieuw schatkistpapier nogmaals kon worden gecon stateerd. Deze inschrijving was op 8 Juli open gesteld, terwijl de toezegging op 9 Juli is be kend gemaakt, waarna op 16 Juli de storting moest geschieden. Op de tweejarige schatkist biljetten werd slechts 40 van het ingete kende bedrag en op de vijfjarige biljetten zelfs slechts 15 toegewezen, terwijl de liefhebbers van de minst begeerde— jaarspromessen de gewenste bedragen ten volle verkregen. Er is medio juli ruim 100 millioen aan aflopende schatkistpromessen vervallen en men kreeg de indruk, dat het streven er op gericht was niet veel meer middelen aan te trekken dan tot dekking en vernieuwing van genoemd bedrag vereist was. Uit de intussen gepubliceerde stand van 's Rijks schatkist kon worden afge leid. dat in de loop van Juli het uitstaande be- 39

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 15