zekerde, die een houtbewerkingsbedrijf uit
oefent, geen recht op uitkering zal hebben,
indien brand veroorzaakt wordt o.a. omdat
verzekerde of diens personeel in het bedrijf
rookte, een niet-gesloten electromotor is ge
bruikt, bij gebruik van kolenkachels niet de
voorgeschreven voorzorgsmaatregelen zijn
genomen dan wel zaagsel en krullen niet
dagelijks zijn opgeruimd.
Is dit niet te riskant voor de hypotheekhoud
ster, onze bank?
4ntwoord: De door U bedoelde bepalingen zijn
geheel normaal. Geen enkele brandverzeke
ringmaatschappij zal dit risico op andere
voorwaarden wensen te accepteren. Ontstaat
er brand, doordat de verzekerde heeft ge
handeld in strijd met de gestelde voorwaar
den, dan betekent dit, dat de maatschappij
aan de verzekerde geen schade behoeft te
vergoeden. Dit houdt echter niet in, dat de
maatschappij niet tot maximaal het bedrag
der uitstaande vordering aan de bank behoeft
te betalen.
U heeft van de verzekeringmaatschappij een
assurantieverklaring no. 0 of no. 2a ont
vangen. Blijkens deze verklaring is de assu
rantiemaatschappij ook voor het geval, dat
zij op grond van de polis geen schadevergoe
ding is schuldig geworden tengevolge van de
plaatsgevonden ramp, toch verplicht de
bank te betalen tot en ten belope van het be
drag, dat zij had moeten voldoen, indien zij
wel schadeplichtig was geweest, maar niet
meer dan het bedrag, dat de hypotheekhouder
nog te vorderen heeft. Hiertegenover staat.dat
de bank de verzekeringmaatschappij alsdan
tot het door haar betaalde bedrag in de rech
ten van de bank tegenover de schuldenaar
moet subrogeren. Zelfs al mocht de ver
zekerde de brand zelf hebben gesticht of
hebben doen stichten is de verzekeringmaat
schappij hiertoe verplicht, dus ook wanneer
de oorzaak van de brand is, dat door ver
zekerde of diens personeel werd gerookt, een
met-gesloten electromotor is gebruikt, bij
kolenkachels niet de voorgeschreven voor
zorgsmaatregelen zijn genomen of wel zaag
sel of krullen niet dagelijks zijn opgeruimd.
Er is dus n.o.m. geen reden om van de zijde
der bank tegen de bepalingen, opgenomen
in het aanhangsel, bezwaar te maken, daar
ten gevolge van de omstandigheid, dat de
verzekeringmaatschappij is aangesloten bij
de zgn. Kramer-verklaring, haar belang als,
hypotheekhoudster toch gedekt is.
Vennootschap onder firma
Vraag: Hier ter plaatse doen twee gebroeders
samen zaken onder de naam „Gebr. X". Er
is echter geen vennootschapsacte en ze staan
ook niet als zodanig in het Handelsregister
ingeschreven.
Hoe moet de credietverstrekking nu geregeld
worden?
Antwoord: Het feit, dat geen vennootschaps
acte werd opgemaakte en dat de Gebr. X niet
als vennootschap onder firma in liet I landels-
register zijn ingeschreven, is niet doorslag
gevend voor het beantwoorden van de vraag
of er al dan niet een vennootschap onder
firma bestaat.
Volgens art. 16 W.v.K. is een vennootschap
onder firma een maatschap tot uitoefening
van een bedrijf onder een gemeenschappe
lijke naam aangegaan.
In het onderhavige geval bestaat er een
maatschap, welke een bedrijf onder gemeen
schappelijke naam uitoefent.
Het niet bestaan van een acte, ofschoon de
wet dit bestaan eist, kan niet aan derden
tegengeworpen worden, terwijl ten aanzien
van het vereiste van inschrijving is bepaald,
dat niet-inschrijving uitsluitend ten gevolge
zal hebben, dat tegenover derden de ven
nootschap zal worden aangemerkt als te zijn
algemeen voor alle zaken, als aangegaan
voor onbepaalde tijd en als geen der ven
noten uitsluitende van het recht om voor de
vennootschap te handelen en te tekenen.
Een vennootschap onder firma moet tegen
over derden geacht worden te bestaan, in
dien de houding wordt aangenomen en de
indruk gewekt, dat onder gemeenschappe
lijke naam een bedrijf wordt uitgeoefend.
Aangezien volgens Uw mededeling, naar
buiten wordt opgetreden onder de naam
Gebr. X, mag door derden zonder meer het
bestaan van de vennootschap worden aan
genomen. Naar onze mening is er dus alles
voor te zeggen, om het crediet te verlenen
aan die vennootschap.
38