Vraag en antwoord Vraag: Eén onzer clienten wil bij ons een cre- diet in rekening-courant openen met als zekerheid het tegoed op de spaarbank van zijn (in gemeenschap van goederen ge huwde) vrouw en minderjarige kinderen. Wilt U ons bevestigen, welke bezwaren hier aan verbonden zijn. Antwoord: Ook al heeft een in gemeenschap van goederen gehuwde vrouw een spaar tegoed, staande te haren name bij de spaar bank der Coöp. Boerenleenbank, dan is de man als hoofd der huwelijkse goederen gemeenschap uitsluitend en alleen bevoegd de goederen van de huwelijkse goederen gemeenschap te beheren en daarover te be schikken. Mits de man dus in het bezit van het spaarboekje is en dit in de macht van de boerenleenbank kan brengen, kan hij het spaartegoed zonder verdere medewerking- van de vrouw aan de boerenleenbank ver panden tot meerdere zekerheid voor de be taling van al hetgeen hij aan de bank schul dig is of zal worden terzake van de gebruik making van een aan hem geopend crediet in lopende rekening. Wat het spaartegoed ten name van de min derjarigen betreft, daarover heeft de vader als in feite uitoefenende de ouderlijke macht, het beheer. In artikel 433 lid 1 sub le is echter uitdruk kelijk bepaald, dat de vader de inschulden van de minderjarige niet zonder daartoe strekkende machtiging van de kantonrechter kan bezwaren, dus niet in pand kan geven Alvorens de verpanding van het spaar tegoed der minderjarigen kan plaats vinden, zal de vader daartoe de machtiging van de kantonrechter moeten aanvragen; op dit verzoek worden, behalve de vader, ook enige familieleden gehoord, zowel van vaders- als van moederszijde. De machtiging wordt alleen gegeven, indien de verpanding wordt geacht te zijn in het belang van de minderjarigen. Vraag: De weduwe A heeft bij ons een voor schot en crediet voor haar bedrijf. Zij hertrouwt nu met B buiten gemeenschap van goederen. Het bedrijf blijft volgens die voorwaarden op haar naam doorlopen. Is het nodig, dat er nieuwe acten komen en op wiens naam moeten die dan gesteld wor den? Antwoord: Ongeacht onder welke voorwaarden het tweede huwelijk is gesloten, blijft Mevr. A als debitrice verbonden. Is zij in gemeen schap van goederen gehuwd, dan wordt die gemeenschap mede voor de schuld aanspra kelijk. Is zij buiten gemeenschap van goederen ge huwd, dan blijft uitsluitend zij aansprakelijk voor de terugbetaling van de schuld. Elet opmaken van een nieuwe voorschotacte is geheel overbodig en zelfs ongewenst. H iervoor geldt hetzelfde als voor het voor schot. Wel is er het bezwaar, dat Mevr. A voor iedere dispositie ten laste van de lo pende rekening de machtiging en bijstand van haar tweede man, de heer B, nodig heeft. Zonder deze machtiging en bijstand kan zij niet rechtsgeldig beschikken, onge acht of de lopende rekening een credit- of een debetsaldo aanwijst. De man kan de vrouw niet een doorlopende machtiging geven om ten laste van de lo pende rekening te beschikken, daar zulks blij kens artikel 170 van het Burgerlijk Wetboek verboden is. Wel kan de vrouw de man een doorlopende machtiging geven om ten laste van het haar geopende crediet te beschikken. Tenslotte bestaat nog de mogelijkheid om met toepassing van artikel 168 van het Bur gerlijk Wetboek aan te nemen, dat de vrouw de lopende rekeningovereenkomst heeft aan gegaan in de uitoefening van haar beroep, van haar bedrijf, en dat alle beschikkingen op de rekening plaats vinden in de uitoefe ning van het beroep. In dat geval behoeft zij niet voor iedere beschikking de machti ging en bijstand van de man, doch kan zij zich zonder deze machtiging en bijstand ver binden. Het is dan echter dubieus of voor iedere beschikking door de bank moet wor den nagegaan of deze heeft plaats gehad ter zake van het door de vrouw uitgeoefende be roep (bedrijf) dan wel aangenomen mag worden, dat iedere beschikking plaats heeft terzake van het uitgeoefende beroep. Verpanding spaargelden Huwelijk buiten gemeenschap van goederen 306 V oorschot Crediet

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 18