Financieel overzicht Konden wij de vorige maal merendeels nog slechts bescheiden koersverbeteringen op de staatsfondsenmarkt vaststellen, in de afgelopen maand heeft de koersstijging op de beleggings- markt aan kracht gewonnen. Zodanig, dat de conclusie gerechtvaardigd schijnt, dat in Ne derland weer de periode van lage rente nog niet ten einde is. De oorzaken daarvan zijn van gelijksoortige aard als die, welke eerder langs min of meer natuurlijke weg de toestand op de geld- en ka pitaalmarkt hebben beïnvloed. Wij denken hierbij inzonderheid aan de hervatting van de deviezenaanwas, welke gedurende de laatste weken weer een aanzienlijke omvang heelt aan genomen, waardoor de goud- en deviezenvoor raad van de Nederlandsche Bank een nieuwe recordhoogte van omtrent 4 Va milliard heeft bereikt. Wel is er verschil met de voorafgaande ontwikkeling in zoverre, dat een zeer belang rijk gedeelte van de naar ons land gerichte kapitaalstroom thans voortspruit uit aankopen van effecten op de Amsterdamse beurs, terwijl de deviezenaanwas tevoren vrijwel uitsluitend voortkwam uit het overschot op de lopende rekening van de betalingsbalans uit hooide van handelsbeweging en dienstenverkeer der halve verkregen. De vorige maal ontleenden wij aan het jaar verslag van de Nederlandsche Bank, dat door effectenaankopen in het gehele jaar 1953 ca. f 200 millioen (niet 2000 millioen, zoals de zetter ervan maakte) aan deviezen beschikbaar was gekomen, d.i. dus gemiddeld nagenoeg ƒ17 millioen per maand. Er is reden om aan te nemen, dat dit gemiddelde voor de laatste maanden aanzienlijk hoger ligt. Voorzover door de buitenlandse effectenaan kopen kapitaal vrij komt, dat op de aandelen markt wordt herbelegd, zal de obligatiemarkt daardoor uiteraard niet rechtstreeks worden beïnvloed. Indirect is zulks echter wel het ge val. omdat die herbeleggingsaankopen de koer sen op de aandelenmarkt verder doen stijgen en het rendement van aandelen doen dalen. Anders gezegd: de schaarste aan beleggings materiaal neemt door een en ander op de aan delenmarkt toe, hetgeen niet zonder wissel werking op de oligatiemarkt kan blijven. Daar toe bestaat des te meer aanleiding, daar ook op de obligatiemarkt de spoeling, nu emissies van betekenis daar achterwege blijven en regel- 304 matig conversie van obligaties (AKU en Uni- lever vooral) in aandelen plaats vindt, even eens steeds dunner wordt. Aan de éne kant dus een gestadige en wassende toevloed van beleggingzoekende middelen, aan de andere kant een inkrimping van in aan merking komende beleggingsmiddelen. Voegt daarbij nog het ruime geldreservoir van de schatkist en het beeld van de geld- en kapitaal markt, zoals dit zich thans aan ons voordoet, is compleet. De vorige maal wezen wij op de relatief lage stand van het vrije tegoed van de schatkist bij de Nederlandsche Bank. Terwijl het desbetref- lende saldo toen tot bl7 millioen was ge daald, was het op 27 Mei reeds weer tot 762 millioen gestegen. En zulks ondanks het feit, dat de agent van het ministerie van Financiën de afgifte van nieuw schatkistpapier nog niet heeft hervat, maar integendeel nog enkele tien tallen millioenen aan vervallende vlottende schuld heeft afgelost. Wel is intussen weer 78 millioen van de z.g. tegenwaarderekening (Marshall-guldens) naar de vrije rekening van het Rijk bij de circulatiebank overgeboekt, mo gelijk in het raam van de steunverlening ten laste van die bijzondere rekening ten behoeve van de watersnooduitgaven. Uit niets blijkt der halve, dat de Staat spoedig voor de noodzake lijkheid zal komen te staan een beroep op de kapitaalmarkt te doen. Daarbij moet men nog bedenken, dat de belastinginkomsten in deze tijd nog traag vloeien, maar daarin weldra, in verband met de oplegging van de voorlopige aanslagen voor 1954, verandering zal komen. Ook zullen nog aanzienlijke bedragen aan divi dendbelasting over 1953 op korte termijn wor den ontvangen in verband met de uitkeringen van de grote ondernemingen. De geldruimte weerspiegelt zich verder in de aanzienlijke saldi, die het bankwezen bij de Nederlandsche Bank aanhoudt. Per 24 Mei was bedoeld tegoed reeds weer boven f 500 mil lioen gestegen, hetgeen naar raming wellicht omstreeks 150 millioen meer is dan de ban ken als verplichte reserve krachtens de regeling met de Nederlandsche Bank liquide moeten houden. Deze grote liquiditeit is kenmerkend voor de ongeneigdheid van de banken om met een rentevergoeding van voor drie maandspapier en van voor jaarspapier genoegen te nemen. Zulk kortlopend papier

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 16