I )e Rijksdienst voor Landbouwherstel kon het onderzoek beperkt blijven tot een ana lyse van de onkosten. De Nederlandse Stichting voor Statistiek komt tot de volgende conclusies: De ko ten per kg melk vertonen bij toenemende productie voor de drie onderzochte kostengroe- pen het volgende beeld: a. De lonen, brandstoffen en onderhoudskos ten tezamen nemen af. 1). De kosten van het melkvervoer nemen toe. c. De overige onkosten dalen in het begin. maar blijven daarna praktisch gelijk. Hei totaal -aan deze kostengroepen op basis -aan het kostcnpeil 1950/1951 vertoont tot een bedrijf'sc/rootte van ca. 12 millioen kg melk per jaar een daling cn blijft daarna nagenoeg con stant. Van een uitgesproken optimum is hier geen sprake, daar de -veranderingen na 12 mil lioen kg zeer gering zijn. Gegevens voor fabrieken boven 20 millioen kg zijn niet beschikbaar en het aantal fabrieken in de groep 1220 millioen kg is slechts klein. zodat uit de.onkostencijfers van deze groep geen conclusies met voldoende zekerheid mogen wor den getrokken. De cijfers aangaande rente en afschrijving, ge baseerd op de vervangingswaarde (dus niet op de werkelijke, in de praktijk gevonden cijfers,1, tonen een zeer sterke daling. Kosten van rente en afschrijving per 100 kg verwerkte melk Grootte van de fabriek 1939 6 millioen kg T 2 millioen kg 20 millioen kg 26,9 cent 22,9 cent 16.9 cent 1952 107,7 cent 91.5 cent 67.6 cent. B. Kosten bij gehele nieuwbouw (theoretisch) Door de betreffende afdelingen van de Bond is nagegaan, welke de kosten zouden zijn voor geheel nieuwe fabrieken van verschillende grootte. In de onderstaande tabel zijn alleen die- kosten factoren opgenomen, die beïnvloed wor den door de grootte van de fabriek. Kosten in centen per 100 kg verwerkte melk 68 5° 34 -U 85 56 46 54 238 Aan het verslag over 1953 van bovengenoemde Dienst ontlenen wij het navolgende: liet jaar 1953 heeft voor de Rijksdienst voor Landbouwherstel wel allerminst het aanvanke lijk verwachte verloop gehad. De enorme om vang van de watersnood van 1 Februari leidde al aanstonds tot het inzicht, dat hier van over heidswege uitgebreide voorzieningen noodzake lijk zouden zijn, gelijkend op die, welke waren getroffen voor het herstel van de oorlogs schade. Watersnoodschade De gezamenlijke cultuurtechnische, landbouw kundige en verdere materiële schade werd ge schat op 230 millioen. Een nieuwe afdeling Herstel werd opgericht en gevestigd te Utrecht ten kantore van de Cultuurtechnische Dienst, waardoor ook gebruik gemaakt kon worden van het technische en adminstratieve apparaat van deze Dienst. De 3 cultuurconsulenten, wier ambtsgebied bij de ramp was betrokken, werden benoemd tot inspecteur van de Rijksdienst voor Landbouwherstel voor hun provincie. Voor de centrale leiding van de registratie der schade, de berekening van de bijdragen en het verstrek ken van voorschotten daarop werd een nieuwe afdeling Schaderegeling opgericht. Op elk rampschadebureau was een vertegenwoordiger van Landbouwherstel aanwezig. Onmiddellijk na de ramp werd aan levend vee afgevoerd 3.000 paarden 42.000 runderen 6.300 varkens T.300 schapen en geiten. Aangezien van de aanvang af de grote lijnen 273 Grootte van de fabriek: 6 millioen 12 mill. 20 mill. 40 mill kg melk kg melk kg melk kg mcll' Rente en afschrijving 107 92 Onderhoud 19 '4 Lonen (inclusief sociale lasten) 106 7o Melkvervoer 62 80 Totaal 293 219 200

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 9