Wie verlangend is te weten wat dit in concreto
betekent, die leze in Groenten en Fruit" van
25 Maart 1954 de tekst van de voortreffelijke
rede, waarmede de voorzitter van het Centraal
Bureau van de Tuinbouwveilingen, de heer
M. Prins, de kortgeleden gehouden algemene
vergadering van de organisatie ojtende. De tuin
derij is een typisch voorbeeld van vaderlandse
activiteit, even typisch als handel of scheepvaart
of wat dan ook. De Nederlandse tuinders zijn
kleine ondernemers, de bron van werkkracht is
de familie zelf, zij verstaan hun vak goed en
tellen geen overuren, kapitaalkrachtig zijn ze
meestal niet, maar ze rekenen goed, weten van
kosten en baten en behoeven niet crediet-minded
gmaakt te worden, zoals sommigen de zandboer
menen te moeten doen. Hun vak is riskant, de
uitkomsten hangen grotendeels van de uitvoer
af. 1 lun organisatie, het Centraal Bureau van de
Tuinbouwveilingen, vertegenwoordigt hun be
langen overal waar de afzet ter sprake komt.
De heer Prins heeft zijn leden uitleg gegeven
van de voornaamste problemen, die de tuin
bon wexport ontmoet: de kwestie van de invoer
rechten. waarbij vooral de Kngelse maatregelen
tegen onze tuinbouw export afgekeurd werden,
de activiteit van de O.E.E.C. in verband met de
liberalisatie van het handelsverkeer, de houding
van België tegenover de agrarische invoer uit
Nederland (de vergadering nam een motie aan,
die afschaffing van het landbouwprotocol be
pleitte), de economische politiek van Duitsland,
de unificatie van de Europese markten voor
agrarische producten, de ontwikkeling van de
handel met de landen achter het ijzeren gordijn,
enz. De heer Prins vroeg zich af of de Neder
landse tuinders en fruittelers, die jaar op jaar
doorgaan met millioenen guldens in hun bedrij
ven te investeren, zich wel voldoende realiseren
voor welke vraagstukken wij staan. Tenslotte zal
de toekomst van de Europese handelspolitiek be
slissend zijn voor hun bestaan. Men behoeft
geen pessimist te zijn, aldus de voorzitter van
het Centraal Bureau, om in een tijd waarin han
delspolitiek bezien alles in beweging is, een tijd,
waarin gunstige beslissingen zowel als ongun
stige beslissingen genomen kunnen worden, tot
voorzichtigheid te manen. Iedere glastuinder en
iedere fruitteler zal met inachtneming van de
Europese toestand en met inachtneming van zijn
eigen financiële positie, zijn eigen verantwoor
delijkheid dienen te dragen.
De heer Prins vatte zijn handelspolitieke be-
242
schouwingen samen in de volgende zeven pun
ten
1dat de invoerrechten voor de inter-Europesc
handel nog steeds een zware belemmering
vormen en dat het niet in de lijn van de ver
wachtingen ligt, dat daar spoedig verbete
ringen in kunnen worden aangebracht
2. dat het werk van de O.E.E.S. succes heeft
gehad met betrekking tot het vrijmaken van
het handelsverkeer van de beperkingen naar
de hoeveelheid, dus van het contingenten
stelsel, doch dat dit orgaan niet bij machte
zal blijken te zijn een volledig vrije handel
te bewerkstelligen
3. dat het werk van de O.E.E.S. dreigt te niet
te worden gedaan door de koppeling van de
liberalisatie aan een gelijktijdige verhoging
van de invoerrechten
4. dat 0111 tot een volledige vrije goederenuit
wisseling te komen een economische inte
gratie noodzakelijk is
5. dat deze integratie, zelfs of juist in klein
Europees verband, op geweldige moeilijk
heden stuit, waarvan de reeds bestaande be
schermingsmaatregelen de hoofdmoeilijk
heid uitmaken
6. dat ook, indien het tot een economische in
tegratie komt, bepaalde beschermingen, in
het bijzonder op agrarisch gebied, zeker tij
delijk gehandhaafd zullen blijven en tenslotte
7. dat van de handel met Oost- Europa voor de
naaste toekomst geen hoge verwachtingen
gekoesterd dienen te worden.
Aan het slot van zijn rede zei de heer Prins, dat
hij hoopte niet de indruk gewekt te hebben als
zou het er voor de tuinbouw slecht voor staan.
Er zijn immers naast donkere schaduwen ook
vele lichtzijden. Het zou verkeerd zijn daar
geen open oog voor te hebben. „Wij menen ech
ter, dat het tot onze taak behoort GT juist te wij
zen op de moeilijkheden, want de lichte plekken
ziet ge doorgaans zelf wel. De Nederlandse
groenten en fruittelers en hun organisaties zijn
vertrouwd met moeilijkheden. Daar zijn zij
nooit voor uit de weg gegaan. Zij hebben die
bevochten en door die strijd zijn zij sterker ge
worden. Door die strijd èn door het leven te aan
vaarden zoals het nu eenmaal is, hebben zij
steeds in zich de scheppende krachten zien ont
waken, die de levensvrees deden overwinnen en
die altijd een oplossing hebben gebracht voor
Zie naar de tuinders
De handelspolitiek in zeven punten
Tot besluit