Maandelijkse lonientopnamen
Onze economie in 1954
Het Centraal Planbureau heeft een boekje uit
gegeven, dat getiteld isCentraal Economisch
Plan 1954. Men moet van deze titel, die de in
druk zou kunnen wekken, dat in Nederland het
economisch leven centraal en planmatig wordt
geleid, niet schrikken. Het Centraal Planbureau
is een zuivere studie-inrichting. De werkzaam
heden zijn vooral belangrijk, omdat zij de rege
ring in staat stellen achteraf de resultaten van
het beleid aan concrete gegevens te toetsen. Deze
gegevens openen ook de mogelijkheid om met
veel reserve iets over de ontwikkeling in de
naaste toekomst te zeggen. Dat is dan in deze
publicatie het geval.
Voor 1954 verwacht het Centraal Planbureau
een lagere werkloosheid, een hoger verbruik,
grotere investeringen en een enigszins kleiner
overschot op de lopende rekening van de beta
lingsbalans dan in 1953- Zij, die gaarne willen
weten waarop deze verwachtingen gegrond zijn,
zullen goed doen de publicatie zelf te lezen. Men
zij gewaarschuwdEr staan veel vreemde woor
den in en moeilijke economische termen. Wij
zouden willen pleiten voor een populaire uitgave.
Het Centraal Planbureau heeft aangenomen, dat
de wereldconjunctuur in 1954 betrekkelijk sta
biel zal zijn. Het meent echter, dat de invloed
van een ongunstiger conjuncturele ontwikkeling-
op de Nederlandse volkshuishouding in 1954
betrekkelijk gering zal zijn. Dit is van groot
belang, daar zoals men zich zal herinneren een
econoom van grote naam voorspeld heeft, dat
in de loop van dit jaar de Verenigde Staten een
ernstige economische crisis zullen hebben te ver
duren. Het jaar is nu voor een vierde gedeelte
voorbij en hoewel er enige teruggang in de be
drijvigheid geconstateerd moet worden in ver
gelijking met het vorige jaar, ziet het er toch
niet naar uit, dat de sombere voorspellingen van
professor Colin Clark werkelijkheid zullen wor
den. De Amerikaanse regering is op haar hoede
en zij zal ongetwijfeld gebruik maken van de
middelen, die tegenwoordig als doeltreffend
worden aangemerkt, als het er op aankomt een
crisis in de geboorte te smoren. Er is een pro
gramma van zes punten opgesteld, waarmede
een vloer gelegd zal worden onder de economi
sche activiteit in de Verenigde Staten. De voor
naamste van deze punten is al in werking ge
treden. Het is de belastingverlaging, die op
240
i Januari 1954 is ingegaan. De afschaffing-
van belasting op buitensporige winsten wordt
een belangrijke factor ter stimulering van de on
dernemersactiviteit genoemd. Verder staan op
het programma een verhoging van de fiscaal
toegestane afschrijvingen, stimulering van de
credietverlening door de regering, indien zulks
nodig zou zijn, een aantal plannen voor de uit
voering van openbare werken is in voorberei
ding, de werkloosheidsverzekering zal worden
uitgebreid, de regering zal met haar leningspoli-
tiek rekening houden met de kapitaalbehoefte
van het bedrijfsleven. Men ziet, de crisis zal
Amerika niet zoals in 1929 onvoorbereid vinden.
Het Financieel Dagblad van 16 Januari 1954,
waaraan wij een en ander ontlenen, merkt op, dat
dit alles er op het eerste gezicht uitziet als zui
vere New Deal (Roosevelt's economische poli
tiek), maar dat er toch wel een republikeins
tintje aan zit. Het verschil zit in het feit, dat
men onder het huidige bewind ingeval van nood
de bedrijvigheid in de eerste plaats op indirecte
wijze wil stimuleren door de particuliere onder
nemer te bewegen zo groot mogelijke activiteit
te ontplooien, in plaats van de regering zelf de
eerste viool te laten spelen. De Eisenhower-rege-
ring is dus waakzaam.
Het zal meevallen
klaar zelfs al mocht het in de Verenigde Staten
tot kwade dingen komen, dan zou dit volgens
ons Centraal Planbureau ons in 1954 nog niet
al te erg deren. Om de woorden van de publica
tie te gebruikenEr wordt allerwege een voor-
raadvermindering in de Verenigde Staten ver
wacht. Deze zou de inleiding kunnen vormen
tot een „cumulatief deflatoir" proces (een zich
zelf versterkende neerwaartse ontwikkeling).
Aangezien het hier voor een groot deel gaat om
de psychologische beïnvloeding van de onder
nemers onderling, is dit een typisch voorbeeld
van een ontwikkeling, welke slechts met grote
onzekerheidsmarges kan worden voorspeld. In
dit geval zouden in 1954 prijzen en hoeveel
heden in de wereldhandel een duidelijke daling-
te zien geven, welke ook zou gelden voor de
Nederlandse in- en uitvoer van goederen en
diensten. De prijzen van de invoer zouden waar
schijnlijk eerder en sneller dalen dan die van de
uitvoer. Eveneens zouden de kapitaalopbreng
sten, welke ons land uit het buitenland ontvangt,
aanmerkelijk dalen. In Nederland zou door de
achteruitgang van de uitvoer een grotere werk-
Invloed van buiten