zich een betrekkelijk groot bedrag in buiten landse handen bevindt. Bij verkoop kan de op brengst daarvan als gevolg van het genomen be sluit door de buitenlandse houder zonder verlies (zoals tot nu toe) in aandelen Koninklijke Petroleum en dergelijke worden omgezet, die dan mogen uitgevoerd, terwijl inwoners van bij de Europse Betalings-Unie aangesloten landen de opbrengst van verkochte fondsen zelfs zon der beperking naar hun land mogen overmaken. Wij hebben dus hier met een nieuwe factor te doen. welke de verkoopsdruk op de beleggings- markt rechtstreeks versterkt. Het is allerminst verwonderlijk, dat de koers daling zich over de gehele beleggingsmarkt uit strekt. Meermalen hebben wij reeds op de samenhang van alle koersen gewezen, een samen hang, die des te groter is, naarmate het fonds, dat de stoot geeft bij de koersbeweging, belang rijker is. En daar de 3/34-2 -lening 1947 de grootste uitstaande staatslening is, heeft der- zelver koersdaling zich des te gemakkelijker kunnen voortplanten. Nadat deze gestaffelde lening goedkoper is geworden en het rendement daarvan bijgevolg is gestegen, zouden de andere leningen naar verhouding te duur zijn geworden (een te laag rendement hebben gekre gen), indien ze niet méé zouden zijn gedaald. Verder heeft intussen nog de verwachting voed sel gekregen, dat het geld- en kapitaalverkeer met BelgiëLuxemburg in het kader van de Benelux binnen afzienbare tijd zal worden ver ruimd. En aangezien het rentepeil bij onze Zui derburen ruim 1 c/c hoger is, menen sommigen, dat ook van de liberalisatie van het kapitaalver keer in de Benelux een zekere koersdruk op de beleggingsmarkt zal uitgaan, doordat er meer kapitaal naar België dan in tegengestelde rich ting zou vloeien. Hetgeen echter nog allerminst als vaststaand mag worden aangeromen, daar vóór de oorlog- bij een volkomen vrij kapitaal verkeer altijd een dergelijk verschil in het rente peil der beide landen heeft bestaan. Het staat ook allerminst vast, dat de kapitaalafvloeiïng naar België de toevloeiing uit België zal over treffen. eerder zijn wij zelfs geneigd, het tegen deel aan te nemen. Op zichzelf vormen de verdere stappen, die zijn gedaan in de richting van een vrijmaking van het kapitaalverkeer (die als aanloop tot een ge leidelijk herstel van de vrije inwisselbaarheid van de gulden kunnen worden beschouwd) even zovele aanwijzingen van een versterking van de gulden in het internationale verkeer. Maar aan deze gunstige factor kan thans met betrekking- tot de koersbeweging op de beleggingsmarkt 254 nauwelijks nog invloed worden toegekend, daar het vertrouwen in onze geldeenheid reeds lang weer volledig is teruggekeerd. Anderzijds staat het wel vast, dat de geldbehoefte van het Rijk blijkens de jongste publicatie inzake het verloop) van 's Rijks kaspositie kleiner zal zijn clan tot dusverre werd aangenomen. Er was nl. tot nu toe van uitgegaan, dat 1953 een kastekort van 350 millioen zou opleveren. Het blijkt echter, dat dit tekort slechts op 52 millioen behoeft te worden gesteld, d.i. dus 300 millioen lager. Voor 1954 is het kastekort tot dusverre op 1100 millioen aangenomen, zodat voor de beide jaren tezamen rond 1150 millioen nodig zou zijn. Nu is er in 1953 aan lang lopende leningen 740 millioen door het Rijk geplaatst en in dit jaar een lening van rond 300 millioen. Daaruit volgt dus, dat het Rijk ten hoogste nog 100 millioen aan nieuw kapitaal in de loop» van dit jaar zou behoeven aan te trekken, om haat- kasrekening sluitend te maken. Gezien echter het feit, dat de ramingen telkens in gunstige zin worden herzien, is het echter waarschijnlijk niet te boud om te veronderstellen, dat het Rijk het voor het lopende jaar eventueel zonder een ver dere emissie zou kunnen stellen. En daar de be hoeften van de gemeenten, die dit jaar nog moe ten worden gedekt, minder dan 500 millioen bedragen, ziet het er naar uit, dat het aanbod van kapitaal de vraag zal overtreffen. In dit verband dient men echter niet uit het oog- te verliezen, dat de verwachtingen, die ten aanzien van de verdere ontwikkeling van het rentepeil worden gekoesterd, evenzeer invloed op de ge neigdheid tot inschrijving op nieuwe leningen uitoefenen. Naar aanzienlijke stijging van de rentestand ziet het er op grond van de geschetste verhoudingen bij een jaarlijkse aanwas van spaarkapitaal in de sector van levensverzeke ringsbedrijven en pensioenfondsen van rond één milliard gulden voorshands zeker niet uit. De lichte stijging van de rentestand, die zich intussen op de beleggingsmarkt heeft voltrok ken, is voor enkele hypotheekbanken reeds aan leiding geweest de afgifte van 3 -rentende pandbrieven met 5 -aflossing per jaar te sta ken en instede daarvan dergelijke pandbrieven met een rentevoet van 3)4 beschikbaar te stellen. Tenslotte mag niet onvermeld blijven, dat eert. van aandelen Unilever in de afgelopen maand het punt hebben bereikt, waarop) het voordelig is geworden, de 3 72 -converteerbare obligaties in die certificaten om te zetten. Het is echter geen dwingende aangelegenheid, daar de obligaties niet aflosbaar zijn gesteld en de koers

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 18