bepaald worden, in hoeverre en tot welk bedrag
die bijdragen volgens de thans geldende wette
lijke regeling bevrijdend werken voor de ver
plichtingen van de gezamenlijke onderlinge
molestverzekering. Over een legio aantal
schaden moet daarvan per schade aan de
molest-onderlinge, bij wie de getroffene is
aangesloten, opgaaf worden verstrekt. Het is
begrijpelijk, dat dit een omvangrijk werk voor
de uitvoerende overheidsinstnties is en geruime
tijd vergt. Ook moge duidelijk zijn, dat wij niet
bij machte waren tot afrekening, zo lang niet
over alle schaden deze gegevens bekend waren.
Reeds geruime tijd geleden hebben wij in deze
omstandigheden een oplossing gezocht en ge
vonden in de vorm van een voorlopige uitkering,
die op schattingen werd gebaseerd en sindsdien
op ruime schaal in alle gevallen, waarin dit
mogelijk was, werd verleend.
Men zie hieromtrent onze publicatie van Sep
tember 1950 en het desbetreffende „Bericht i/z
Voorlopige Uitkering", waarin nog eens, onder
verwijzing naar het uitvoerige verslag en gege
vens in onze circulaire van Maart T949, een kort
overzicht betreffende de uitkomsten der schade-
jaren 1944 en 1945 naar de toestand van dat
ogenblik was toegevoegd. Enkele veranderingen
en verschuivingen, welke sindsdien nog in de
gegevens gekomen zijn, betreffen de erkende
schadebedragen en de voor uitkering over het
schadejaar 1944 beschikbare bedragen.
De erkende schadebedragen zijn teruggelopen
door correcties, welke in overleg met verzeker
den voortkwamen uit een nader onderzoek naar
de cijfers, dat wij in vele voorkomende gevallen
op grond van de later daarop verleend gebleken
rijksbijdragen hebben ingesteld.
Het uitkeerbare bedrag over 1944 is voorts toe
genomen, doordat de te reserveren overschotten
over vorige boekjaren, welke als boven vermeld
ten bate van dit zwaarst getroffen jaar komen,
inmiddels nog zijn aangegroeid. Deze aanwas
is ontstaan doordat ook in de laatste jaren nog
rijksbijdragen op schaden uit de vorige jaren
vastgesteld werden.
Het vroegere cijferoverzicht. dientengevolge iets
gewijzigd, luidt thans als volgt (enkele kleine
wijzigingen of verschuivingen in deze cijfers
worden nog voorbehouden).
Verzekerd kapitaal
1944 in Afd. A 773.230.694
Afd. B 299.808.272
totaal 1.073.038.966
1945 in Afd. A 728.000.000
Afd. B 285.000.000
Ten laste van 1944 voor Afd. A 42.780.000
Afd. B f 12.661.000
totaal 55.441-ooo
Ten laste van 1945 voor Afd. A 20.738.000
Afd. B 6.435.000
totaal ƒ27.173.000
Aantal hierin verwerkte schaden over 1944-
Afd. A: 15.864, Afd. B: 909; totaal 16.773
over 1945 Afd. A: 8.738, Afd. B: 606; totaal:
9-344-
Voor uitkering beschikbaar aan premiën en
omslag minus beheerskosten (incl. voor 1944
reserves uit vorige jaren), voorzover op het
ogenblik als minstens vaststaand te berekenen:
voor 1944 Afd. A. 460.000
Afd. B. 3.600.000
totaal - 13.060.000
voor 1945 Afd. A. 7.630.000
Afd. B. t 3.140.000
totaal 10.770.000
X.B. De vermelde schadebedragen zijn de z.g.
verzekerde schadebedragend.w.z. bere
kend met inachtneming van eventuele
onderverzekering.
Op deze schadebedragen komt per schade-
jaar en per afdeling afzonderlijk het totaal
der daarop verleende of nog te verlenen
rijksbijdragen bij onderverzekering
voor een overeenkomstig deel in min
dering. De rest vormt de werkelijke
schadelast-A.P.M.
Aan iedere getroffene wordt zijn aldus be
paalde schade vergoed. Voorzover, per
schadejaar en per afdeling berekend, het
voor uitkering beschikbare bedrag geen
volledige vergoeding toelaat, wordt dit
over de totale schadelast per afdeling ver
deeld, en aldus wordt het uitkeringspercen
tage bepaald, dat iedere verzekerde ont
vangt over zijn schadebedrag minus de
rijksbijdrage daarop.
De inning der omslagen over de beide onder
havige schadejaren, waaruit het uitkeerbaar be
drag moet voortkomen, heeft inmiddels haar
246
totaal t .013.000.000
Verzekerd schadebedrag: