gezien van de zuiver binnenlandse spanningen, die hiervan het gevolg zouden zijn geweest, had den we ook rekening te houden met het buiten landse prijspeil. De buitenlandse prijzen lagen na de oorlog over het algemeen aanzienlijk ho ger dan onze officiële prijzen. Voorshands werd door een uitgebreid stelsel van subsidiemaat regelen de kloof overbrugd. In de loop der jaren is door een daling van het buitenlandse prijspeil en door geleidelijke afschaffing van subsidies het verschil goeddeels uitgewist. De geldsanering betekende dus niet, dat oude verhoudingen werden hersteld. Zij maakte het mogelijk, dat geleidelijk en zonder grote schok ken een aanpassing aan nieuwe verhoudingen kon plaats vinden. Zij bracht op den duur niet zozeer een vermindering van de geldhoeveelheid, dan wel een tijdelijke sterilisatie van overtollige geldmiddelen. Men moet verder niet denken, dat de waarde van de Nederlandse munteenheid na de oorlog af en toe niet aan zware druk heeft blootgestaan. Ook zonder bezettende macht kan men in de greep van de inflationistische krachten komen. Zo waren we omstreeks de jaarwisseling 1947/48 in een zeer critieke toestand geraakt. Hoge invoeren voor de wederopbouw werden zeer onvoldoende gedekt door de langzaam groeiende export van onze zwaar getroffen in dustrie en landbouw. Het einde van onze mone taire reserves was in zicht. Het Marshall-plan heeft voor ons land en de andere Westeuropese landen uitkomst gebracht. Aan een devaluatie kon echter tenslotte niet ontkomen worden. Als gevolg van het toenemen van de productie en de productiviteit (de productie per werk nemer), het verbeteren van de betalingsbalans en van de Rijksbegroting konden geleidelijk aan de geldsaneringsmaatregelen buiten werking- worden gesteld. Parallel hiermede liep de af schaffing van de distributieregelingen. Uiter aard bleef het betalings- en kapitaalsverkeer met het buitenland aan regelen en beperkingen on derhevig. Tegenslag- en voorspoed I11 de eerste helft van 1950 leek alles nog roos kleurig. Met Duitsland was in het einde van 1949 een gunstig handelsverdrag afgesloten, de spanningen, die op de devaluatie van de gulden in 1949 volgden, leken goeddeels overwonnen. Een verdere verbetering lag in de lijn van de verwachtingen. De Koreaanse oorlog en zijn di recte nasleep haalde echter een streep door de rekening. Deze dingen zijn hier vaak beschreven, onnodig om er verder over uit te wijden. Het bankwezen beschikte ook in die dagen nog over grote hoeveelheden middelen, door derden gedeponeerd. Deze grote liquiditeit, een erfenis van de oorlog, was een te ruime jas, waarvan men hoopte, dat zij de patiënt op den duur (door verhoging van de productie) zou gaan passen. De bevriezende geldsaneringsmaatregelen waren vrijwel afgeschaft en het is te begrijpen, dat de instantie, die in ons land is belast met de zorg voor de stabilisatie van de geldeenheid, de Ne- derlandsche Bank, oplettend was. Toen er zich tekenen voordeden van grote uitbreiding van credietverlening door banken, waardoor specu latieve voorraadvorming in de hand gewerkt werd en de druk op de betalingsbalans steeds groter werd, stak de Nederlandsche Bank er met haar credietbeperkingsmaatregelen (1 Ja nuari 1951een stokje voor. Mede door deze maatregelen en door de beperking van de con sumptie en de investeringen, doch vooral door dat andere landen de inflatie niet in toom wisten te houden en onze export zich ruim schoots kon ontwikkelen, kwam er in het mid den van 1951 een kentering. De toen begonnen aanwas van de monetaire reserves heeft zich sindsdien vrijwel ononderbroken voortgezet. Onze gulden is keihard geworden en men spreekt over vrije inwisselbaarheid met andere valuta's. Op dit punt aangeland, zal men zich de vraag stellen of we thans niet definitief een streep kunnen zetten onder de hele geldhistorie en met oud-minister Lieftinck onze aandacht moeten gaan wijden aan de problemen van de minder ontwikkelde gebieden in het nabije of verre Oosten. Wat kan er nu nog aan ons monetair geluk ontbreken Voor ons ligt het perscommuniqué, dat de Ne derlandsche Bank op 20 Februari jl. het licht deed zien. Daar staat het in. Wij zijn er nog niet Het communiqué doet in de eerste plaats mede deling van het bereiken van overeenstemming over een eventuele toepassing- van art. 10 van de wet toezicht credietwezen. Dat is heel be langrijk, maar niet van onmiddellijke betekenis. De toepassing van dit artikel staat niet voor de deur. Anders is het gesteld met de overeenkomst (gentlenien's agreement genaamd), gesloten tussen de Nederlandsche Bank, De Nederlandse Bankiersvereniging en de centrales van de landbouwcredietbanken. Deze is wel van directe betekenis. De Nederlandsche Bank heeft hier mede twee vraagstukken willen oplossen, liet ene houdt verband met de deviezenreserve. We- Sluitstuk 21 3

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 5