bedrijven te willen behandelen. Na in zijn inleiding geconstateerd te hebben, dat over dit onderwerp slechts zeer weinig lite ratuur bestaat en dat overige gegevens, ontleend aan de praktijk, uiterst schaars zijn, verzocht de heer Visser zijn lezing niet te zien als een uit gebalanceerde voordracht, waarin het fianncie- ringsvraagstuk voor de tuinbouw of de bloe- misterij wordt opgelost, maar als een poging om allen, die belang stellen in het vraagstuk, aan het werk te zetten en het niet slechts van de zuiver wetenschappelijke kant te benaderen, maar daarbij evenzeer de praktijk in voHe om vang en in volle verscheidenheid onder ogen te zien. De heer Visser zeide in zijn lezing vervolgens Mij interessert het onderwerp wel zeer sterk, omdat ik in mijn functie bij de Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank bewonderenswaardige presta ties heb gezien van tuinders en kwekers, maar ook omdat ik sombere tijden, wegens slechte gang van zaken in de bedriiven, mede heb be leefd. Ik denk hier nog aan het jaar 1928, toen alles rozengeur en maneschijn leek en de drang tot expansie niet te stuiten was, maar ook aan de depressiejaren 19301940, toen vooral de tuinbouw en de bloemisterij in last kwamen. In mijn herinnering is nog levendig het vraagstuk van de vaste lasten en de moeilijkheden daardoor veroorzaakt. We hebben toen in de depressiejaren wel er varen, dat toch vooral de bedrijven, die de be drijfseconomische beginselen verwaarloosd had den en wier financiële structuur niet gezond genoemd mocht worden, in de sterkste mate van de crisis hadden te lijden en met ondergang werden bedreigd. Ik ben er derhalve een groot voorstander van, dat deze beginselen, geldend voor een gezonde financiering, meer en meer de aandacht zullen hebben en ik zal vandaag trachten tot die kennis een steentje bij te dragen. Daarbij ben ik mij er echter terdege van bewust, dat bedrijfseconomen mijn uiteenzettingen te simplistisch zullen vin den, terwijl de practici onder U niet tevreden zullen zijn, omdat geen volledige aanpassing aan de praktijk van iedere dag en van ieder bedrijf plaats vond. Het kan mij dan spijten voor U en voor mij, maar U zult er vrede mede moeten hebben. We wachten dan met belangstelling het rapport van het Landbouw-Economisch Instituut af over de financiering van de tuinbouw en aanverwante bedrijven, welk rapport, naar ik hoor, in de maak is. Ik vermoed, dat hier na lange en gron dige studie door wetenschapsmensen in samen werking met praktische tuinders en kwekers een rapport zal te voorschijn komen, dat juiste en praktische richtlijnen zal geven voor de finan ciering. Het zal goed zijn, dat van die richtlijnen nota wordt genomen, omdat naast goed vakman schap een gezonde financiële opbouw van de bedrijven een voorwaarde is voor goede bedrijfs voering. Een goed begrip van wat men onder een juiste financiering verstaat, is daartoe noodzakelijk. Gemis aan kennis van de elementaire beginselen van bedrij fshuishoudkunde en van het boekhou den zijn meestal de oorzaken van een foutieve financiële opzet en van foutieve financiële operaties. Het zal derhalve nodig zijn, dat tuin ders en bloemisten zich de beginselen van de bedrijfseconomie en het boekhouden meer eigen trachten te maken, zodat ze zich beter realiseren, van welke grote betekenis een goede financie ring voor het bedrijf is. Maar ook zij, die als bestuurders van een boe renleenbank fungeren, zullen goed doen zich ervan op de hoogte te stellen, niet alleen omdat de voorzichtigheid eist, dat het crediet op de juiste wijze wordt besteed, maar ook omdat de dienende taak van de boerenleenbank mede brengt, dat gezonde financiële operaties worden gesteund en de credietnemer wordt weerhouden van ondoelmatige besteding van het crediet. Bedrijfseconomisch gezien is dit: het verschaf fen van geld (of geldsnrrogaten) waardoor men de beschikkingsmacht verkrijgt over de nodige goederen. Financiering is: kapitaalverkrijging, maar ook kapitaalverstrekking. Een tuinder, die zijn teelt financiert, verkrijgt, verschaft zich kapitaal dit is passieve financiering. Verkoopt een leve rancier aan zijn afnemers op crediet, dan is dat actieve financiering. Een bank houdt zich zowel bezig met passieve financiering (ontvangen van spaargelden en deposito's) als met actieve financiering (credietverstrekking) We zullen vandaag in de eerste plaats behan delen de passieve financiering, dat is dus de voorziening in de kapitaalbehoefte door de on derneming, die het tuinders- of kwekersbedrijf uitoefent. Ik ga daarbij uit van de éénmans- onderneming, zoals deze in de tuinders- en kwe kerswereld hoofdzaak isdaarbij bepaal ik mij tot het bedrijf, dat eigendom is van de onder nemer. Ik zal helaas niet in staat zijn wegens de grote verscheidenheid der soorten van bedrijven (volle gronds-, plat glas-, staand glasbedrijven, gecom- o Wat verstaat men onder financiering? 185

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 9