I)p Itoerpnleeiibank, pen steunpilaar voor liet platteland II. TUINBOUWBEDRIJVEN. ALand. De maximumprijs van een woning wordt onder I A vermeld, echter tegen een kapi talisatievoet van 5 met een speling van J/2 naar boven en beneden. Tabel 1 is toepasselijk. II) Gebouzuen. .a) Woningen. De maximum prijs van een woning wordt bepaald als vermeld onder I B b, dus door de huurprijs, toegelaten door de huurwet, te vermenigvuldigen met 30 of 20, al naar gelang de toestand van het gebouw. Tabel II is toepasselijk. hGlasopstanden De hoogst toelaatbare prijs voor glasop standen wordt bepaald door de vervan gingswaarde te verminderen met de af- schrij vingen. c) Overige opstallen. Maximumprijs gebruikswaarde. III. BOOMGAARDEN (zonder daarbij be horende woningen en andere opstallen). Ter bepaling van de maximumprijs wor den land en boomopstanden afzonderlijk bezien. A. Land. De maximumprijs wordt bepaald als ver meld onder I A a. B. Boomopstand. De hoogst toelaatbare prijs van de boom opstand wordt verkregen door de ge bruikswaarde en de leeftijd in aanmerking- te nemen. Voorzichtigheid geboden Aan de hand van hetgeen wij hierboven heb ben vermeld, is het duidelijk, dat de Grond kamers niet gebonden zijn aan de absolute cij fers, die daarin vermeld staan. Zij kunnen bij de jaarlijkse vaststelling van hun normen daarvan afwijken, terwijl zij aan de hand van die normen ieder geval op zich zelf zullen be zien en op zijn merites zullen beoordelen. Uit de cij fers is af te leiden, dat de pachtnormen over het algemeen verhoogd zijn, hetgeen ho gere maximumprijzen dan tot nu toe werden toegestaan, waarschijnlijk maakt. Zij, die belast zijn met de waardering van on derpanden waarop hypotheek wordt gevraagd, zullen echter verstandig doen om de aan de hand van die cijfers globaal te berekenen maxi mumprijzen geenszins onder alle omstandig heden aan te houden als basis voor de hypo- theekwaarde. De toekomst zal moeten leren in hoeverre bij verkoop de door de Grondkamers toegestane prijzen zullen worden gehaald. Het conjunctuurverloop is in hoge mate mede be palend voor het antwoord op deze vraag. Een wijs en voorzichtig beleid is hier bovenal ver eist. Op verzoek van het Koninklijk Nederlandsch Landbouw-Comité werd op 17 December 1953 door de heer Th. J. Visser., directeur van de Centrale Bank, in de radiorubriek „Uit het be drijfsleven" een korte causerie gehouden over het onderwerp ,,De boerenleenbank een steun pilaar voor het platteland". Van verschillende zijden werd ons verzocht deze causerie ter beschikking te stellen of te publiceren, in hoofdzaak omdat men er gebruik van wilde maken met het oog op de propaganda voor het landbouwcredietwezen. Wij zijn gaarne bereid aan dit verzoek te vol doen, doch wij wijzen er met nadruk op, dat het bedoelde radiopraatje in de allereerste plaats bestemd was voor hen, die tot dusverre geheel onbekend waren met de boerenleenbanken of die hiervan slechts een zeer vage voorstelling- hadden. Dit waren dus in het algemeen de be woners van de grote en kleinere steden in ons land. De door de heer Visser uitgesproken radio causerie laten wij hieronder thans onverkort volgen Geachte luisteraars, Als ik in deze enkele minuten, die mij ter be schikking staan, aan het verzoek van het Ko ninklijk Nederlandsch Landbouw-Comité vol doe om een elementaire uiteenzetting te geven over het boerenleenbankwezen in Nederland, dan wend ik mij niet in de eerste plaats tot de plattelandsbevolking. Immers op het platteland zijn de boerenleenbanken zulke vertrouwde en 195

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 19