Hier krijgt men al spoedig'een botsing tussen de belangen van de tuinders en die van de crediet- gevende instantie. De tuinder ziet immers zijn bedrijf als een „going concern" (een lopend be drijf) en zou de momentele bedrij fswaarde als grondslag willen nemen voor hypotheekverstrek king. De bank echter, die een hypothecair crediet ver strekt, zal een dergel;ike grondslag niet aan vaarden, omdat het leningen met lange looptijd betreft, terwijl gedurende die looptijd ongunstige omstandigheden kunnen optreden. Iedere credietgever zal naar eigen maatstaven beoordelen, hoeveel hypotheek op een bedrijf naar zijn mening kan worden verstrekt. Zo is mij bekend, dat men bij een bepaalde boerenleen bank oudere rozenkassen (naar gelang van on derhoud en leeftijd) taxeert voor de te verstrek ken hypotheek op 4.5.en 6.per nr, terwijl een nieuwe kas, die aan bouwkosten X 20.per m2 kost, voor de hypotheek ge taxeerd wordt op 10.A an het aldus ge taxeerde bedrag wordt dan 60 verstrekt. In een ander geval in het Westland nam men bij een huidige aanschaffingsprijs van 450. per R.r. een taxatie aan van 120.per R.r. (28 m"). Hieruit blijkt, dat over de normen voor de taxatie geen eenstemmigheid bestaat en dat de ene credietgever coulanter is dan de andere, maar tevens blijkt, dat de tuinder of kweker zelf over een aanzienlijk eigen kapitaal moet be schikken (tenzij hij op andere wijze nog van familie of kennissen kan lenen). \roor zover dit eigen kapitaal niet verkregen is uit vererving, moet het komen uit arbeid of uit met het bedrijf behaalde resultaten, voor zover deze niet voor consumptie zijn besteed. Deze besparing gaat langzaam, vooral omdat de fiscus ook zijn niet onbelangrijk deel opeist. Het gaat soms zó langzaam, dat het de mogelijkheid uitsluit om de noodzakelijke uitrusting voor het bedrijf aan te schaffen ter verkrijging van de meest gunstige resultaten in het bedrijf. Door crediet nemen komt het kapitaal onmid dellijk ter beschikking, maar het is slechts van waarde in verhouding tot zijn productiviteit. E11 hier kom ik tevens aan het vraagstuk van de rentabiliteit. ad 3. Rentabiliteitsoverwegingen Het kapitaal moet zodanig geïnvesteerd worden, dat de inkomsten uit de productie groter zijn dan de kosten. Anders moet het niet geleend worden. Een lening moet afgelost kunnen wor den de onderneming, die niet voldoende ver- 190 dient om haar schuld af te lossen, zal uiteindelijk ten onder gaan. Het slecht hanteren van crediet en een te ruim crediet hebben waarschijnlijk meer slachtoffers gemaakt dan gebrek aan cre diet. De rentabiliteitsoverweging' eist voorts, dat de kapitaalbehoefte gedekt wordt met de laagst mogelijke kosten; de goedkoopste credietbron moet gezocht worden. Xu is het in vele gevallen zo, dat de prijs van het crediet afhankelijk is van de mate van zekerheid, die kan worden geboden. Als die zekerheid niet ruim voldoende wordt geacht, is de kans uitgesloten om het goed koopste crediet te verkrijgen, de interest is dan hoog wegens de risico's aan het crediet ver bonden. Toch behoren tuinder en kweker aan deze aan gelegenheid de nodige aandacht te besteden. Zij moeten hun crediet gaan zoeken met dezelfde zorg, die zij besteden aan het kopen van de beste kas of het beste plantgoed voor de meest ge schikte prijs. Een verschil in rente van bv. 1 in een aflos singsplan is van betekenis. Gaat men een lening van 20.000.aan, te betalen in jaarlijkse be dragen aan rente en aflossing (annuïteiten) van bv. 1500.dan betekent dit, dat men bij een rente van 5 in ongeveer 22 jaar van de schuld af is en bij een rente van 4 in 19 jaar. Een verschil derhalve van 3 jaar ad 1500. per jaar of in totaal van 4500. Ten slotte nog een enkel woord over het Borg stellingsfonds voor de Landbouw en de Waar- borginstituten. Uit onze beschouwingen is wel gebleken, dat de tuinders en kwekers, die niet over voldoende eigen kapitaal beschikken, zeer veel moeite zul len hebben om de behoefte aan kapitaal te dek ken, veroorzaakt door verbeteringen of vernieu wingen in het bedrijf om de noodzakelijke snrei- ding van producten en aanvoertijden mogelijk te maken of om voor een goede arbeidsproductivi teit binnen het bedrijf zorg te dragen. Ten einde in deze gevallen saneringen tot stand te brengen, is reeds in 1950, zoals U bekend zal zijn, door het stichten van het WaarborginAi- tuut voor de A'eenstreek de mogelijkheid gescha pen om tuinders, die een goede reputatie genie ten en vakbekwaamheid bezitten en die een be drijf voeren, dat voldoende levensvatbaarheid heeft, credieten te doen verlenen onder garantie van deze Stichting. Gezien de noodzaak 0111 ook in Noord- en Zuid- Holland een sanering in verschillende tuinbouw- en kwekersbedrijven door te voeren, zijn waar-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1954 | | pagina 14