bespreekt daarbij de boerenleenbank als spaar
bank, behandelt voorts het girale betalingsver
keer en ten slotte de credietverlening.
Ten aanzien van de functie als spaarbank wordt
terecht opgemerkt, dat wegens het ontbreken
van een groot volgestort aandelenkapitaal de
plaatselijke boerenleenbanken voor de crediet
verlening aangewezen zijn op het aantrekken
van spaargelden, maar tevens, dat de boeren
leenbanken bij de vaststelling van de te volgen
credietpolitiek rekening hebben tc houden met
de termijn, gedurende welke de spaargelden ter
beschikking worden gesteld of m.a.w. met het
meer of minder constante karakter van deze
gelden.
Deze opmerking bevelen wij van harte ter over
weging aan. Spaargelden, waarop de terugbeta
lingen in verhouding tot het uitstaande spaar
tegoed groot zijn, lenen zich slecht voor uitzet
ting op enigszins lange termijn.
Uit de door de schrijver verzamelde cijfers be
treffende de boerenleenbanken, aangesloten hij
Utrecht en Eindhoven, concludeert hij, dat de
spaarbankfunctie van beide groepen sinds de
dertiger jaren relatief aan betekenis heeft ge
wonnen. Terwijl de spaargelden hij de boeren
leenbanken in 1930 60 bedroegen van die bij
de Rijkspostspaarbank en de bijzondere spaar
banken tezamen en in 1931, voornamelijk wegens
de kracht, waarmede de depressie vooral de
agrarische sector trof, 42 was dit percentage
voor 1952 69
Ongetwijfeld is dit succes voor een belangrijk
deel te danken aan de activiteit van vele boeren
leenbanken, die vooral in de laatste jaren op
nieuw en met kracht de propaganda voor het
sparen ter hand hebben genomen.
Over het girale betalingsverkeer worden zeer
behartigingswaardige opmerkingen gemaakt.
Het girale betalingsverkeer van de boerenleen
banken, zo zegt de schrijver, is naar de er
varing heeft uitgewezen van grote betekenis
voor de spaarvorming hij deze banken. Het blijkt
11I., dat vaak een deel van de geldstroom, welke
door het girale betalingsverkeer over de boeren
leenbanken wordt geleid, het karakter van bespa
ringen verkrijgt. Hierdoor is het mogelijk van
tijd tot tijd het saldo van de rekening-courant
naar de meer rentegevende spaarrekening over
te boeken.
Wij zijn het volkomen eens met de schrijver,
onder de voorwaarde, dat het giroverkeer over
de rekening-courant loopt en uiteraard slechts
dat deel van het saldo, dat werkelijk als bespa
ring kan worden beschouwd, naar de spaarreke
ning verhuist. De schrijver heeft dat ook op het
oog, daar hij waarschuwt tegen het boeken van
oneigenlijke spaargelden in de spaarbank. Be
hartigenswaardig is in dit verband zijn opmer
king, dat het boeken van oneigenlijke spaargel
den op de spaarrekening een gevaar is voor de
liquiditeitspositie, omdat de beleggingspolitiek
ten dele afhankelijk is van de permanente kern
der toevertrouwde gelden. Ook uit een oogpunt
van rentabiliteit acht hij deze situatie ongewenst.
Gelukkig kan hij opmerken, dat de aangesloten
banken hiervoor blijkbaar meer begrip beginnen
te tonen en illustreert dit aan de hand van een
vergelijking van de omzet per lopende rekening
en die per spaarrekening. Ondanks de gunstige
ontwikkeling moet hij echter toch nog consta
teren, dat de omzet op de spaarrekening hij de
boerenleenbanken iets groter is dan bij de bij
zondere spaarbanken.
Aan onze boerenleenbanken staat het nu om deze
opmerking in de toekomst te doen verdwijnen!
Vervolgens wordt de credietverlening van de
boerenleenbanken onder de loupe genomen. De
gewone vormen van zekerheid worden hespro-
ken, terwijl ook de mogelijkheid wordt vermeld
om in bepaalde gevallen credieten te verkrijgen
onder gehele of gedeeltelijke garantie van de
Afdeling C van het Onderling Waarborgfonds
en van het Borgstellingsfonds voor de Band-
bouw.
Besproken worden ook de moeilijkheden om cre-
diet te verlenen op onderpand van bedrijfsinven-
taris of oogst te velde.
De schrijver roert even aan de credietverlening
door de Amerikaanse instellingen voor land-
bouwcrediet en wijst er op, dat men in de Ver
enigde Staten iets meer gewicht schijnt te hech
ten aan de „earning-capacitv" (de verwaching
van een gunstige exploitatiemogelijkheid van
het bedrijf) en iets minder aan de zekerheid.
Het crediet in Amerika is echter ook duurder
dan in Nederland.
Door de schrijver werd eveneens nagegaan welke
betekenis de borgtocht ook nu nog heeft bij de
credietverlening. Uit de gepubliceerde tabel (110.
XII op bladzijde 18) blijkt, dat het aantal voor
schotten onder borgstelling nog altijd ongeveer
Ri van het totaal aantal voorschotten is. Uiter
aard zijn de bedragen, die onder borgstelling
worden gegeven, kleiner.
Uit de cijfers op bladzijde T2 trekt de schrijver
terecht de conclusie, dat de „Utrechtse" boeren
leenbanken in 1952 ongeveer 26 en de „Eind-
hovense" boerenleenbanken 16 van de toe-
132