Financieel overzicht
doorgehaalde hypothecaire inschrijving wel
degelijk een groot bezwaar is, doordat de
hoge verkoopskosten d:e verhaalsmogelijkheid
van de houder der 2e hypotheek wel degelijk
verminderen. Verder zal het veel langer
duren, voordat de schuldeiser uit de opbrengst
van het onroerend goed geheel of ten dele is
voldaan.
Heeft het te verbinden onroerend goed grote
overwaarde, dan kan men desgewenst over de
bezwaren heenstappen.
Is de overwaarde krap, dan wordt het risico,
dat de opbrengst bij verkoop niet voldoende
is om daarop kosten en vordering te verhalen,
groot.
De betalingsbalans over het eerste halfjaar van
1953, die in de afgelopen maand is gepubli
ceerd, heeft ten volle aan de verwachtingen be
antwoord. Een overschot op de lopende rekening-
van de betalingsbalans van 949 millioen voor
genoemde periode mag immers als alleszins be
vredigend worden beschouwd. Dit resultaat is
nog gunstiger dan dat van het voorafgaande
halfjaar, dat een deviezenoverschot had opge
leverd van 878 millioen, hoewel het hoogte-
record van het eerste halfjaar van 1952 ad
1006 millioen niet werd bereikt. Bij zulke
grote getallen kan echter een verschil van ruim
50 millioen uiteraard niet veel gewicht in de
schaal leggen.
De hoofdzaak is, dat de lijn van de gunstige
ontwikkeling, die begin September 1951 inzette,
nog steeds niet is onderbroken. Nog bemoedi
gender, bezien vanuit de monetaire gezichtshoek,
is daarbij het beeld van de dollarbalans, waarin
zich dus het betalingsverkeer met het dollar-
gebied weerspiegelt, Fit dien hoofde werd 11I.
in het eerste halfjaar van 1953 een overschot
verkregen van 186 millioen tegen een surplus
van 50 millioen in de tweede helft van 1952
en een tekort van 221 millioen in de eerste
helft van 1952.
De verbetering ten opzichte van het tweede
halfjaar van 1952 is in werkelijkheid nog gun
stiger dan in de genoemde cijfers tot uitdruk
king komt, omdat Engeland in laatstgenoemde
periode op grote schaal dollargoederen naar
West-Europa heeft uitgevoerd, die in ponden
sterling mochten worden betaald, dus via de
Europese Betalingsunie met zwakke valuta.
Dat was toen voordeliger voor de Britten, daar
zij door hun toenmalige ongunstige positie in
de E.B.U. anders toch ten minste evenveel dol
lars aan dat Europese betalingsorgaan (resp.
goud, wat op hetzelfde neerkomt) hadden
moeten betalen. Ons land kon daardoor in elk
geval dollars besparen. Een dergelijk extraatje
is er in de eerste helft van het lopende jaar niet
geweest.
Het resultaat van het dollarverkeer is voor
Nederland daarom zo belangrijk, omdat onze
monetaire positie daarmede staat of valt. 1 Iet
baat immers weinig, wanneer een land in het
Europese betalingsverkeer, dus in zwakke -
niet in goudvaluta inwisselbare valuta's, een
overschot heeft en tegelijk een tekort in het be
talingsverkeer met dollarlanden. Door de on
mogelijkheid' van inwisselbaarheid moet dan het
dollartekort met goud' of dollars worden afge
dekt. Kan een land er in slagen bestendig aan
zienlijke overschotten in het E.B.U.-verkeer te
kweken, dan wordt weliswaar ten slotte een
toestand bereikt (waarin o.a. Nederland thans
verkeert), waarbij de verdere overschotten op
de betalingsbalans met de E.B.U.-landen voor
de helft in goud of dollars worden afgerekend.
Maar een land zou zelfs dan een tweemaal zo
groot overschot in het E.B.U.-verkeer moeten
kweken als het tekort in het dollarverkeer zou
uitmaken om zich zulk een dollartekort blijvend
te kunnen veroorloven.
Ziedaar het grote belang van het in het eerste
halfjaar verkregen resultaat, dat nog grotere
betekenis krijgt als men bedenkt, dat invoer in
de V er. Staten door de invoerbeperkingen en
toltarieven ten zeerste wordt bemoeilijkt.
Het verband tussen het overschot op de be
talingsbalans en de binnenlandse monetaire ont
wikkeling hebben wij meermalen in het licht
gesteld. Hoewel de minister van Financiën op
grond van verschillende gegevens verwacht, dat
het overschot op de lopende rekening van de
betalingsbalans in het tweede halfjaar kleiner
zal zijn en bijgevolg het jaarresultaat van 1953
bij dat van 1952 zal ten achter blijven, zal het
surplus op zich zelf ongetwijfeld nog aanzienlijk
zijn. Dat kan men afleiden uit het voortduren
van de goud- en dëviezenaanwas, die intussen
een recordomvang van rond 4350 millioen
heeft bereikt tegen 3667 millioen aan het be
gin van het lopende jaar. Waarbij dan nog in
aanmerking moet worden genomen, dat in het
eerste halfjaar o.a. door het Rijk vrijwillig
63 millioen 243 millioen aan buitenlandse
schuld werd afgelost, waarvoor uiteraard dollars
moesten worden afgestaan en welke post in
mindering kwam van de deviezenaanwas. Zo
lang de Nederlandse betalingsbalans met een
aanzienlijk overschot blijft sluiten, zal het be
drag aan liquide middelen, die ten minste voor
credietverstrekking of belegging op korte ter-
140