lang er distributie was), zowel als op het systeem
van prijsbeheersing, de strenge deviezenbeper-
kingen en de daarmede gepaard gaande dras
tische invoerbeperkingen. Stuk voor stuk
bewezen die maatregelen, dat de waarde, die in
Bretton Woods in 1944 aan het geld was toe
gekend, niet in overeenstemming was niet de
werkelijke koopkracht. De wisselkoersverhou
dingen der verschillende valuta's was evenzeer
kunstmatig als de prijsverhoudingen in het
binnenland dat waren. M.a.w.er was noch een
natuurlijk evenwicht in de prijsniveaux der ver
schillende landen tegenover elkaar, noch in de
binnenlandse prijsverhoudingen.
Men zou het, in het raam van ons onderwerp,
ook aldus kunnen uitdrukken, dat de koopkracht
van een bepaalde hoeveelheid goud zoals ook
in de wisselkoers van de gulden feitelijk tot
uitdrukking was gebracht in het binnenland
niet overeenstemde met de koopkracht van een
zelfde hoeveelheid goud op de vrije wereld
markten. Zelfs in de A er. Staten werkte men
zeer lang met prijsplafonds, door de overheid
vastgesteld.
Dat gebrek aan natuurlijk prijs- en koopkracht-
evenwicht maakte het in Europa noodzakelijk,
deviezenbarrières op te richten en in stand te
houden. Terwijl omgekeerd diezelfde (nog in
verzachte vorm gehandhaafde) deviezenbar
rières het tot stand komen van een natuurlijk
internationaal prijs- en val'uta-evenwicht ver
hinderden.
Eén markt was er echter steeds, waarop zich de
overwaardering van de valuta's ten opzichte van
het goud aftekende: de zwarte goudmarkt. 15e
belangrijkste daarvan in West-Europa is die
van Parijs geweest. Daar heeft de goudprijs op
de vrije markt, ook wel parallelmarkt of zwarte
markt geheten, op een gegeven ogenblik vóór
de devaluaties van September 1949 een
recordstand van 52 bereikt tegen, zoals ge
zegd, een officiële prijs van 35. Sindsdien is
die zwarte prijs met vallen en opstaan geleidelijk
teruggelopen. En indien het nu zover is ge
komen, dat die vrije prijs samenvalt met de
officiële, betekent zulks, dat er geen greintje
„zwart" meer zit tussen dé officiële goudwaarde
van de dollar en de vrije goudprijs, in dollars
uitgedrukt. En voor zover andere valuta's
vrijelijk in dollars of gelijkwaardige harde
valuta's (Zwitserse franc, Portugese Escudo)
kunnen worden omgezet, waarmede op de inter
nationale goudmarkt goud kan worden gekocht,
is ook voor zulke valuta's de zwarte marge
verdwenen. Ziedaar echter juist de adder onder
het graszolang er deviezenbarrières door de
Europese landen in stand worden gehouden, zijn
vrije goudaankopen met het geld van die landen
uitgesloten, is het omgekeerd voor het buiten
land niet mogelijk, vrijelijk de beschikkings
macht, die in de wisselkoersen van die valuta's
tot uitdrukking komt, naar believen en waar
ook ter wereld te besteden. Derhalve kan niet
worden gezegd, dat de wisselkoersen, die bij een
volkomen vrij ruilverkeer in overeenstemming
dienen te zijn met de koopkrachtverhoudingen
der onderscheidene valuta's, op de natuurlijke
evenwichtige verhoudingen berusten. Dat na
tuurlijke evenwicht is er immers niet, want
anders zouden er geen deviezenbarrières be
hoeven te worden in stand gehouden. Deze toch
zijn er op gericht, de betalingsbalans op kunst
matige wijze in evenwicht te houden. Zolang
men bevreesd moet zijn, dat de officiële koop
krachten of wisselkoersen van de onderscheidene
valuta's niet met de werkelijke koopkrachten dier
valuta's overeenstemmen, zolang zal men het
stelsel van de deviezenbeperkingen niet willen
loslaten. Doch gegeven die beperkingen, zal zo
wel aan de onder die omstandigheden verkregen
evenwichten in de betalingsbalansen als aan de
stabiliteit van de wisselkoersen slechts betrek
kelijke waarde kunnen worden toegekend'.
Wij zien dus dat, hoewel er geen zwarte goud
prijs is en de officiële wisselkoersverhoudingen
3.80 voor de dollar, 10.70 voor het pond,
0.90 voor de Duitse mark, één cent voor de
Franse franc enz.) formeel nu het „zwart"
er uit is in overeenstemming zijn met de
goudprijs op de vrije goudmarkt, toch nog niet
van een natuurlijke gelijkheid tussen wissel
koersen en koopkracht kan worden gesproken.
Er is noch een gelijkheid van koopkracht tegen
over het goud, noch tegenover de andere goe
deren. En omdat dus de zogenaamde koop
krachtpariteiten tegenover de goederen niet
overeenstemmen met de overeenkomstige goud
pariteiten, kan nog steeds niet de vrije onder
linge inwisselbaarheid van dë verschillende
nationale geldeenheden worden hersteld.
De vraag is zelfs herhaaldelijk gesteld, of de
slechting van de deziezenbarrières eventueel
étappegewijs niet aan een herstel van de in
ternationale convertibiliteit van de valuta's
zal moeten voorafgaan. Evenzeer als in een
stelsel van communicerende vaten de water
spiegel automatisch op gelijke hoogte gaat staan,
is ook naar onze mening een evenwichtig inter
nationaal prijs- en koopkrachtniveau slechts te
bereiken, indien eerst de schotten uit de weg
worden geruimd, die de nivellering naar één
enkel evenwichtig prijs vlak verhinderen.
Advertentie
1 36
Te koop gevraagd: gebruikte, door het Onderling
Waarborgfonds goedgekeurde
BRANDKAST
afmetingen plm. 160 x 87 x 76 cm.
Coöp. Boerenleenbank Wagenborgen (Gron.).