Door cle finai
iciële doolhof
van de aanvoer. Friesland sorteerde in 1952/53
nog slechts 15% van de aanvoer centraal.
Het sorteren geschiedde het laatste seizoen voor
87 met sorteermachines. Met de hand sor
teren komt bijna niet meer voor.
Hiervoor werd reeds opgemerkt, dat de bewaar-
en koelcapaciteit eveneens belangrijk werd ver
groot. De grootste vooruitgang valt waar te
nemen bij de koelhuisbouw, waarvan de capaci
teit in 5 jaar tijds toenam van 6.300 ton tot
26.500 ton. De bewaarplaats-capaciteit werd zo
goed als niet uitgebreid. Verschillende bewaar
plaatsen van de fruitveilingen werden zelfs om
gezet in koelhuizen. Indien een globale bereke
ning wordt opgezet van de bedragen, die de
fruitveilingen voor koelhuisbouw geïnvesteerd
hebben, waarbij de bouwkosten op gemiddeld
55 ct. per kg gesteld kunnen worden, dan komt
men voor de laatste 5 jaar alleen voor koelhuis
bouw tot een totale investering van 20.000.000
kg a 55 ct. 11.000.000.
Onzerzijds kan nog worden opgemerkt, dat voor
de laatst genoemde investeringen vaak een be
roep werd gedaan op onze organisatie.
Daar het hier veelal gaat 0111 grote bedragen,
werd voor de financiering naast de boerenleen
banken de Grondkapitaalbank ingeschakeld.
Voor de sorteer- en pakstations werd in veel
mindere mate tot afzonderlijke financiering
overgegaan. De bedragen, die hiermede gemoeid
waren, waren minder omvangrijk. Vele veilingen
verrichten het sorteren in de ter beschikking
staande gebouwen of behoefden daartoe slechts
een kleine verbouwing te ondergaan.
T11 de financiële pers is in de afgelopen maand
met enige ophef vermeld, dat de zogenaamde
vrije goudprijs op hetzelfde niveau is gekomen
als de officiële goudprijs. Deze gebeurtenis ver
dient inderdaad een eervolle vermelding, omdat
hiermede een nieuwe mijlpaal in de na-oorlogse
monetaire ontwikkeling is bereikt. En, wat nog
belangrijker is, het samenvallen van vrije of
zwarte prijs met de officiële goudprijs is geheel
van nature geschied, cl.w.z. zonder dat de mone
taire instanties die ontwikkeling door bepaalde
ingrepen hebben teweeg gebracht of in de hand
gewerkt.
Wij zeiden hierboven, dat de zwarte prijs thans
is samengevallen met de officiële prijs. Beter
ware het echter wellicht, in overeenstemming
met het spraakgebruik op het gebied van de
algemene prijsvorming bij goederen, te zeggen,
dat de zwarte goudprijs 1111 is verdwenen. Dat
wij hier thans wat dieper op dit onderwerp in
gaan, vindt zijn verklaring in de omstandigheid,
dat het goud grondslag van het geldwezen is
gebleven, zij het ook, dat de monetaire functie
van het goud nog niet dezelfde is als voorheen
en het verband tussen goud- en geldswaarde
voor het merendeel van de valuta's meer van
indirecte aard is geworden.
Wat dit laatste punt aangaat, dient men zich et-
rekenschap van te geven, dat onze geldeenheid,
de gulden ten tijde, dat de gouden standaard
nog algemeen de basis van het internationale
verrekeningsverkeer vormde, rechtstreeks een
bepaalde hoeveelheid goud vertegenwoordigde.
Weliswaar was de gulden in het binnenlandse
geldverkeer ook in de laatste jaren vóór de
tweede wereldoorlog sinds September 1936
niet meer in goud inwisselbaar, doch voor
internationale betalingen kon men zijn guldens
zo nodig wel in goud omzetten, om aan buiten
landse verplichtingen te voldoen.
Na de laatste wereldoorlog is hierin een be
langrijke verandering gekomen. Dat was nood
zakelijk, omdat Nederland met het merendeel
van de andere landen niet meer over vol
doende goud beschikte. Het gele metaal was in
hoofdzaak in de Ver. Staten, in de kelders van
Fort Knox, opgehoopt. Toen men er dan ook in
1944 toe overging, de spelregels vast te stellen
voor het na-oorlogse internationale betalings
verkeer, bleef van de belangrijke valuta's alleen
de dollar aan het goud gekoppeld. De Ameri
kaanse goudprijs, die sedert 1933- I0^11 ^L> dollar
met 40 werd gedevalueerd, op 35 per ounce
was vastgesteld, bleef 11a 1944 op dat peil ge
handhaafd, terwijl de waarde van de andere
valuta's toen werd vastgelegd door een vaste
verhouding tot de dollar te kiezen. Die verhou
ding werd b.v. voor het pond sterling ca. 4
per pond, voor de gulden 2.65 per dollar, enz.
Daaruit kon men derhalve afleiden, dat 2.65
gelijk moest staan met 1/35 ounce fijngoud, of
1.met 1/35 ounce goud gedeeld door 2,65.
De afspraken, aldus met betrekking tot de
wisselkoersen gemaakt, stemden echter geenszins
met de werkelijke koopkrachtverhoudingen
overeen, zoals men uit eigen ervaring en aan
schouwing weet. En evenmin was zulks zelfs
nog het geval na de devaluaties van September
1949. Wij zouden in dit verband kunnen wijzen
op de lange tijd, gedurende welke er nog zwarte
prijzen voor vele artikelen werden betaald (zo-
Goudprijs en wisselkoersen
1 35