Financieel overzicht
Het verschijnsel, dat door de wereldopinie wel is
bestempeld als het Nederlandse monetaire won
der, heeft zich in de thans verstreken maand
niet slechts bestendigd, doch is zelfs in nog
sterkere mate aan de dag getreden. Hoewel in
het begin van het lopende jaar dooor vele des
kundigen was voorspeld, dat het overschot op
onze betalingsbalans zich niet lang meer zou
kunnen handhaven, neemt de goud- en devie
zenvoorraad van de Nederlandsche Bank nog
voortdurend toe en mag als vaststaand worden
aangenomen, dat het jaar als geheel een aan
zienlijk overschot zal opleveren, al zal dit dan
minder groot zijn dan in het vorige jaar.
Deze omstandigheid tezamen met de geleidelijke
prijsdaling van vele producten, welke uiteraard
middelen van het bedrijfsleven heeft vrij ge
maakt, vormt een belangrijke oorzaak van de
beleggingshonger, die zich ook na de emissie
van de 3/2 %-staatslening 1953 duidelijk in een
stijgende koersbeweging op de beleggingsmarkt
is blijven aftekenen.
Dat de schaarste op de ohligatiemarkt in de
hand is gewerkt door de methode van de z.g.
voorfinanciering, waarbij de handelsbanken de
ruime middelen, die zij voor korte tijd kunnen
uitzetten, aanwenden ter tijdelijke financiering
van lang lopende leningen, mag nu wel als be
kend worden verondersteld. Evenzeer behoeft
het geen toelichting, dat de toeneming van het
vertrouwen in de gulden dat zich het dui
delijkste weerspiegelt in het feit, dat dollar
leningen thans naar verhouding goedkoper zijn
dan guldensleningen eveneens bijdraagt tot
het gestadig overwegen van de beleggingsvraag.
Als sprekend voorbeeld wijzen wij in dit ver
band op de 3%-dollarlening Nederland van
1947, die uiterlijk in 1957 geheel moet zijn af
gelost en thans (zie onderstaande tabel) 96)4
noteert, hetgeen neerkomt op een rendement van
ongeveer 3,30 waartegenover de 3 niet
aflosbare Grootboekschuld op een koers van
97/4 slechts een rendement van ongeveer
3,10 afwerpt.
De vaste stemming op de beleggingsmarkt komt
in de eerste plaats tot uitdrukking in het feit,
dat het gebrek aan beleggingsfondsen zich het
ernstigste doet gevoelen bij de kort lopende
leningen. Deze zijn nauwelijks te verkrijgen,
hetgeen uiteraard aan de koersbeweging der
langer lopende leningen ten goede komt. Zoals
men van onze koerslijst kan aflezen zijn, als
gevolg van de geschetste omstandigheden, nu
ook de 3%-investeringscertificaten boven pari
gestegen, nadat de 3 %-lening 1962/64 een
maand eerder deze „brug" had genomen. Uit
gaande van een normale aflossing (de gemid
delde looptijd is in beide gevallen omtrent
10 jaar) komt men voor laatstgenoemde le
ningen thans tot een gemiddeld rendement van
nauwelijks 3
Hoe zeer de verhoudingen zich gedurende de
laatste twee jaren hebben gewijzigd bewijst het
feit, dat het rendement van de 33/2
Nederland 1947, dat begin 1951 was gedaald
tot 3,54 doch einde Augustus 1951 in over
eenstemming met de koersval van de staats
fondsen tot een hoogtepunt van 4,52 was
gestegen, inmiddels zelfs een fractie beneden
eerstgenoemd percentage is gedaald. Hand in
hand met deze koersbeweging van de staats
leningen is die van de overige obligaties als
mede die van de pandbrieven verlopen.
In de afgelopen maand is de beleggingsvraag
nog extra gestimuleerd door de aflosbaarstelling
van de 3/2 -converteerbare obligaties van de
Koninklijke Petroleum Mij. In financiële
kringen raamde men het daarmede gemoeide
guldensbedrag op 70 a 80 millioen. Men
moet zich intussen niet voorstellen, dat in totaal
voor een dergelijk bedrag (tot 1 December a.s.,
de datum van de aflosbaarstelling) herbeleg-
gingsvraag zal moeten worden bevredigd. In de
eerste plaats is, zoals men weet, van aflossing in
de eigenlijke zin geen sprake. Die aflosbaarstel
ling is louter geschied als stok achter de deur,
want het is op grond van de geldende koers-
verhoudingen veel voordeliger, indien men geen
omzetting in aandelen wenst, die obligaties ter
beurze te verkopen. De notering daarvan is op
het ogenblik van schrijven ongeveer 118^4
terwijl bij regelmatige aflossing slechts 101
wordt verkregen.
Dat hoge agio spruit voort uit de hoge koers
van de aandelen en de ruilverhouding van
f 2.800.obligaties voor één aandeel van no
minaal 1.000.onder verrekening van het
laatste jaardividend enerzijds en betaling van
een jaar couponrente plus lopende rente ander
zijds. De obligaties, die ter beurze worden af
gestoten, worden door de bankhuizen in aan
delen omgezet en verdwijnen aldus definitief
uit de circulatie. Zulke verkopen zullen als regel
vervanging in de beleggingsportefeuilles nood
zakelijk maken. In beurskringen raamde men
het bedrag, dat niet door de houders in aandelen
zou worden geconverteerd, op minder dan de
helft van bovengenoemde 70 a 80 millioen,
die ten tijde van de aflosbaarstelling nog aan
obligaties in omloop waren. Bij de bestaande
materiaalschaarste is niettemin van bedoelde
herbeleggingsaankopen steun uitgegaan, hetgeen
terdege was te bemerken.
De grote vraag is nu hoe zich het koersverloop
115