Uil (Ie praktijk der jaren herhaaldelijk kunnen waarnemen. De z.g. inflatie hebben wij het sterkste en op de pijnlijkste wijze in de oorlogsjaren ervaren, het deflatieverschijnsel was het laatst in de dertiger jaren, tijdens de grote economische depressie, tot gesel van het mensdom geworden: het geld lag toen op straat, de banken konden het echter aan niemand kwijt, de ondernemingslust was dood, omdat niemand tijdens de prijsdaling kans zag tot rendabele productie-uitbreiding. En die prijsdaling deed anderzijds de koopkracht en de waarde van het geld nog toenemen, waardoor de neiging tot sparen weer werd versterkt en de economische inzinking nog in de hand werd ge werkt. Toch hadden toen, het zij tot goed begrip met nadruk vastgesteld, compenserende leningen van de overheid geen uitkomst kunnen bieden, omdat de primaire oorzaak van de moeilijkheden niet van monetaire, doch van economische aard wasde wereld zat met een overproductie en een te grote productiecapaciteit en deze moesten dus eerst worden aangepast aan de behoeften (en omgekeerd), hetgeen eerst na verloop van tijd viel te verwezenlijken. Zolang en wanneer echter een deflatie, d.i. een tendenz tot prijsdaling, ontstaat tengevolge van een overvloed aan spaargelden en de particuliere investeringen op die nieuwe spaarkapitalen geen beslag leggen, waardoor deze zonder nut voor de gemeenschap en onder verstoring van het monetaire evenwicht braak zouden blijven lig gen, kan een financieel beleid van de overheid, dat die gelden weer in de circulatie doet komen, zeer heilzaam werken. Zoals men weet heeft het op zichzelf omvang rijke begrotingstekort de overheid er niet van weerhouden, belangrijke belastingverlichtingen in te voeren (eenvoudigheidshalve nemen wij hier nu maar aan, dat de volksvertegenwoordi ging zich daarmede accoord zal verklaren) waardoor het tekort voor 1953 met ca. 250 millioen en dat voor 1954 met nagenoeg een zelfde bedrag wordt vergroot. Voor de keuze gesteld van lenen of belastingheffen, is dus tot de grootte van voornoemde bedragen aan de We leven 1111 eind September en met een zucht van verlichting kunnen we zeggen, dat de jeugd- spaaractie dit jaar weer loopt. Die zucht hoort er bij, want voortdurend kwamen nabestellingen eerste methode de voorkeur gegeven. In beide gevallen komen de gelden in het laatje van de schatkist, evenwel met dit belangrijke verschil dat de burgers bij belastingheffing het geld definitief kwijt zijn, doch wat zij uitlenen t.z.t. weder door aflossing terugontvangen. ooi- zover de uitgaven, die met die gelden worden bekostigd, ook tot nut van de komende jaren strekken, is deze gedragslijn ook van economisch standpunt beschouwd, volkomen gerechtvaar digd. Voor lopende uitgaven mag echter door de Staat principieel evenmin als door de enkeling worden geleend. Indien de belastingdruk zo zwaar is geworden, dat daarvan een verlam mende invloed op het bedrijfsleven en op de ondernemingsgeest uitgaat, schuilt daarin nog een extra argument, om leningen bóven belas tingheffing te verkiezen. Wordt er niet voldoende gespaard en komen er door een gunstige stand van de betalings balans niet zoveel middelen uit de productie vrij (in wezen ook een vorm van sparen!) dat geheel in de financieringsbehoeften van de Staat kan worden voorzien, dan zal de bil jettenpers moeten bijspringen, een middel, dat particulieren uiter aard missen. In dat geval zal het Rijk schatkist papier bij de Nederlandsche Bank plaatsen, waar tegenover de circulatiebank een overeenkomstig bedrag op rekening of in bankpapier ter beschik king van de schatkist zal stellen. Dat betekent dus evenzeer een vergroting van de geldomloop, die niet gepaard gaat met een dienovereen komstige toeneming van de maatschappelijk be schikbare goederenhoeveelheid. Wordt een dergelijke gedragslijn tot regel, dan zal de inflationistische prijsstijgeildej invloed in hoge mate worden versterkt door de onder mijning van het vertrouwen in het geldwezen, veroorzaakt door de constante gebruikmaking van de bil jettenpers. Wij hopen met onze uiteenzetting duidelijk te hebben gemaakt, dat de nieuwe begroting op zichzelf hoegenaamd geen aanleiding vormt om de stoot tot zulk een gevaarlijke inflatie te geven. binnen voor verkeersspelen en boekjes erkeerd Verkeer", terwijl de voorraad vrijwel was uit geput. Het blijft altijd jammer, dat vele kassiers pas attent worden ten aanzien van de jeugd- spaaractie, zodra op de scholen de eerste strip- Wammes Waggel spaart 83

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 11