Door de financiële doolhof
De financieringskunst van de Staat
In verband met de publicatie van de nieuwe
begroting is het de moeite waard, ditmaal onder
deze rubriek eens nader in te gaan op' de wijze,
waarop het Rijk in het algemeen in zijn finan
cieringsbehoeften kan voorzien of, 0111 het wat
meer populair te zeggen, de touwtjes aan elkan
der kan knopen. Voor de overheid staan daartoe
veel meer mogelijkheden open dan voor de parti
culier. Deze toch heeft in feite geen andere
keuze, dan zijn uitgaven naar zijn inkomsten
te richten, m.a.w. de tering naar de nering te
zetten. Daarentegen kan de Staat zich, zoals ook
weder uit het tekort op de begroting voor 1954
ten bedrage van ongeveer één milliard gulden
blijkt, veroorloven meer uit te geven dan er aan
regelmatige inkomsten wordt ontvangen.
Men zal ons wellicht willen tegenwerpen, dat ook
de particulier dat kan doen door, evenals de
Staat, een of meer leningen aan te gaan. Op
zichzelf is zulks inderdaad waar, maar toch is
de situtie in wezen anders, zoals reeds alleen
blijkt uit het feit, dat de Staat onder bepaalde
omstandigheden waarover hieronder nader
zijn leningschuld van jaar op jaar zonder be
zwaar kan vergroten, waarin een particulier
beslist niet zal kunnen slagen. Voor de meeste
burgers geldt bovendien, dat zij niet zo maar
zonder zeer goed onderpand crediet zullen kun
nen verkrijgen, terwijl die credietverlening zich
bovendien als regel tot de zakenwereld beperkt
en voor particulieren slechts bij uitzondering
mogelijk is. Indien de particuliere of de bedrijfs-
huishouding met een tekort sluit, zal geen enkele
instelling bereid zijn dat tekort zonder meer te
dekken, zodat er in dit opzicht wel degelijk een
belangrijk onderscheid met de positie van het
Rijk en ook, zij het in mindere mate, met die
van de lagere publiekrechtelijke organen, zoals
De Centrale Bank zal komen te staan op een
terrein, dat aan vier zijden door straten wordt
omringd. Deze gehele buurt zal in de loop der
jaren door de Gemeente worden gesaneerd. De
juiste plaats is schuin tegenover de St. Jacobs-
of Jacobikerk.
En hiermede moeten wij voor ditmaal volstaan.
Wij stellen ons voor van tijd tot tijd in ons blad
mededeling te doen over de stand van zaken bij
de nieuwbouw van de Centrale Bank, zo mo
gelijk een enkele maal ook in beeld.
de provincies en de gemeenten kan worden
vastgesteld.
Het monetaire evenwicht behoeft dooreen tekort
op de staatsbegroting geenszins in de knel te
komen. Of zulks wel of niet geschiedt, zal in het
algemeen afhangen van de mate, waarin in de
particuliere sfeer wordt gespaard. Indien de
kapitaalvorming via de spaarrekeningen zo om
vangrijk is, dat het totaal van de bespaarde be
dragen het totaal van de jaarlijkse leningsbe
hoeften van het Rijk overtreft, zal het monetaire
evenwicht behouden blijven. Zelfs moet worden
vastgesteld, dat het financieringstekort van de
Staat dan een uitkomst is, omdat een verstoring'
van het monetaire evenwicht daardoor achter
wege blijft.
Men dient zich er namelijk goed rekenschap
van te geven, dat een sterke inkrimping van de
actieve geldomloop voor de economische stabili
teit in een land evenzeer ongewenst en schadelijk
kan zijn als een sterke uitzetting van de actieve
geldcirculatie. De economen drukken dit aldus
uit, dat het geld als zodanig zich ten opzichte
van de goederen, d.w.z. ten opzichte van de goe-
derenprijzen, neutraal dient te gedragen. Welnu,
dat is noch het geval indien, bij gelijkblijvende
maatschappelijke goederenboeveelheid, de actieve
geldhoeveelheid toeneemt, noch, indien deze af
neemt. Het is dus, om een sprekend voorbeeld
te stellen, even funest voor de economische gang
van zaken en voor de prijsontwikkeling, indien
de geldhoeveelheid in kort tijdsbestek van twee
tot vier milliard zou toenemen, als indien zich
het tegenovergestelde zou voordoen. (Om het
niet te ingewikkeld te maken, laten wij nu maar
buiten beschouwing de factor van de z.g. om
loopsnelheid wanneer bedoelde twee milliard
tweemaal zo snel circuleren, doordat tweemaal
zo snel en zoveel transacties worden afgesloten
in dezelfde tijd, dan is het resultaat daarvan
uiteraard hetzelfde, als wanneer de omloopsnel
heid, het tempo van de transacties, hetzelfde
blijft, doch de hoeveelheid geld wordt verdub-
beid).
Een toeneming van de actieve geldhoeveelheid
zal prijsstijgend of inflationistisch werken bij
gelijkblijvende omvang van het goederenreser-
voir of van de goederenstroom evenzeer als
een sterke inkrimping van de actieve geldhoe
veelheid onder overigens gelijkblijvende omstan
digheden prijsdalend of deflationistisch zal wer
ken. Men heeft dit ongetwijfeld zelf in de loop
82