De beheersing van pacht- en koopprijzen van landbouwgronden in Nederland is de bedrijfsvoering van de pachters in Leus den wel belangrijk conservatiever dan van de eigenaren. Dit zou komen doordat de pachten daar zeer laag zijn en de pachters weten, dat zij niet zo slecht kunnen boeren, dat ze van hun bedrijf verwijderd worden. 12. De richting van verder ondersoek Natuurlijk is met dit voorlopig onderzoek het hier gestelde vraagstuk niet opgelost. Alleen de omgeving van Woudenberg is hiervoor onder zocht en in andere delen van het land liggen de verhoudingen zeker anders. Als men dit ook elders gaat onderzoeken, dan kan men hierbij de uit dit onderzoek voortkomende hypothese testen, dat de RLVD weinig contact heeft met een groep van kleine boeren, die geen lid zijn van een standsorganisatie of coöperatie en een ouderwetse levensstijl hebben. Als deze hypo these juist blijkt te zijn, is het gewenst te ko men tot een goede sociologische beschrijving van deze groep. Ook is het dan gewenst na te gaan hoeveel con tact deze groep van boeren heeft met de moderne boeren, aangezien dit van groot belang is voor de verspreiding van nieuwe landbouwmetho den. Ook kan men trachten na te gaan of er bepaalde voorlichtingsmethoden zijn, waardoor deze groep van boeren sterker kan worden beïnvloed. Conclusies a. Met een statistische analyse is aangetoond, dat in de omgeving van Woudenberg de RLVD vooral contact heeft met en nieuwe landbouwmethoden vooral toegepast worden door 1. Jonge boeren 2. Gezinnen, waarvan een lid landbouw onderwijs heeft gevolgd 3. Grote bedrijven 4. Boeren met een moderne levensstijl 5. Leden van een standsorganisatie 6. Functionarissen 7. Coöperatoren b. Het effect van de landbouwvoorlichting kan waarschijnlijk verbeterd worden door com binatie met een huishoudelijke voorlichting, ter modernisering van de levensstijl. c. De vernieuwing van de landbouw gaat voor al uit van boeren, die in een enigszins stede lijke levenssfeer leven. d. Daar de landbouwvoorlichting de bedrijfs- stijl van een groep van boeren tracht te beïnvloeden, kan een sociografisch onder zoek van deze groep hiervoor een belang rijk hulpmiddel worden. Tn het tijdschrift ,,De Pacht" van Maart 1953 kwam van de hand van dr. ir. M. J. Boerendonk een artikel voor onder bovenweergegeven op schrift. Daar wij bedoeld onderwerp van groot belang achten ook voor de lezers van ons blad, menen wij goed te doen het hieronder zoveel mogelijk over te nemen. Zoals bekend, houdt de winning van cultuur grond in ons land geen gelijke tred met de be hoeften van de inmiddels groter geworden be volking. Ondanks alle pogingen om de opper vlakte aan cultuurgrond uit te breiden, kan men per hoofd der bevolking een achteruitgang waarnemen van 45 are in 1900 tot 24 are in 1950. In een dergelijke situatie wordt de factor grond steeds schaarser, er ontstaan spanningener is een verwoede concurrentie voor cle verkrijging van gronden, met als gevolg een overschatting van de grondwaarde, het bestaan van de nood zakelijkheid om de landbouwbelangen en de n iet landbouwbelangen zo goed mogelijk met elkaar overeen te doen stemmen, alsmede om de prijzen van de gronden te beheersen. De landbouwkundigen en de economisten van ons land in tegenstelling tot die van Italië, Duitsland, Zwitserland en de Verenigde Staten hebben tot 1940 geen aandacht geschonken aan de beginselen, welke ten grondslag dienden te liggen aan de waardebepaling van landbouw gronden, noch wat betreft de pachtwaarde, noch wat betreft de ruilwaarde. Aanvankelijk vormde de bepaling van het pachtpeil zowel als de schat- Bepaling- van het pachtniveau 57

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 9