lang met hun handen te werken, maar velen nemen zelden de tijd om met hun hersens te werken. Vaak kijken zij wat minachtend of afgunstig naar mensen,, die niet met hun handen werken. Van de 13 boeren, die geen landbouwblad lezen, hebben dan ook 9 min der dan 5 ha. c. Veel kleine boeren hebben een nevenberoep, waardoor ze niet de volle aandacht aan hun bedrijf kunnen besteden. Ook hebben enke len niet steeds in de landbouw gewerkt, waardoor ze hun vak niet goed kennen. d. Op de kleine bedrijven hier komt ongeveer de helft van het inkomen van de pluimvee teelt, zodat dit juist hun bijzondere belang stelling heeft. De rayonassistent besteedt betrekkelijk weinig aandacht aan de pluim veeteelt. Dit wordt gedeeltelijk veroorzaakt door de organisatie van de landbouwvoor- lichtingsdienst. De assistent is nl. de enige man, die alle boeren kennen, dus de man, die voorlichting moet geven over alle be drijfsonderdelen. De veeteelt- en de pluim veeconsulent zijn echter niet, als de land- bouwconsulent, zijn directe chefs, waar door de assistent enige neiging vertoont aan deze bedrijfsonderdelen minder aandacht te besteden. Natuurlijk kan deze assistent zich bovendien alleen dan in de pluimveeteelt goed inwerken,, als hij aan andere bedrijfs onderdelen minder tijd besteedt dan thans en het is zeer moeilijk te zeggen welke dit moeten zijn. Bij dit alles moet men echter niet vergeten, dat een deel van de kleine bedrijven wel zeer goed contact met de RLYD heeft en snel nieuwe landbouwmethoden toepast. Eén van hen heeft zelfs al bijna een jaar de Amerikaanse potstal voor zijn kippen. Het lijkt onwaarschijnlijk, dat juist bij deze kleine bedrijven het voorbeeld van een buurman zeer belangrijk is voor de ver spreiding van nieuwe landbouwmethoden. Men kan niet zeggen, dat de adviezen van de RLVD onvoldoende aangepast zijn aan het kleinbedrijf, maar waarschijnlijk door de mentaliteit van veel kleine boeren kunnen de voorlichtingsdienst, de standsorganisaties en de coöperaties hier moei lijk contact met deze groep krijgen. 8. Levensstijl Om de levensstijl te beoordelen, is vooral gelet op de meubilering, de kranten, die gelezen wor den, het bezit van auto, telefoon en deurbel. Dit laatste op grond van de gedane waarne- 56 ming, dat het bezit van een bel vaak samengaat met het meer moderne gesloten gezinstype, zo als men dat kent in de intellectuele stedelijke mi- lieu's en onder de hoeren in de kleistreken, ter wijl de afwezigheid van een bel wijst op een open gezin, zoals dat voorkomt bij de onge schoolde arbeiders en de boeren in de zandstre ken. Daar is het de gewoonte, dat de buren zo naar binnen lopen en dan ook volledig met alle familiezaken op de hoogte zijn. Ook is wel gelet op de algemene indruk, die men bij een bezoek krijgt, van de stijl, waarin het gezin leeft. Bij de onderzoekingen is gebleken, dat een mo derne levensstijl gewoonlijk samengaat met een moderne bedrijfsvoering. Een moderne levens stijl gaat waarschijnlijk samen met een rationele op de buitenwereld gerichte levenshouding, die ook de bedrijfsvoering beïnvloedt. Het lijkt aannemelijk, dat deze levenshouding gemakke lijk wordt bereikt als het gezin niet alleen op het gebied van de bedrijfsvoering, maar ook van de huishouding in deze richting wordt opge voed. Ook in de Verenigde Staten heeft men ervaren, dat een huishoudelijke voorlichting de landbouwvoorlichting kan steunen. Men moet echter wel bedenken, dat dit op een aantal be drijven kapitaalgebrek kan doen ontstaan door de concurrentie, die in een gezinsbedrijf tussen de consumptie en de investeringen kan optre den. 9. Standsorganisaties en functies Het lidmaatschap van een standsorganisatie en het vervullen van een bestuursfunctie in het verenigingsleven gaat vaak samen met het toe passen van moderne landbouwmethoden. De oorzaak van dit verband moet men naar onze mening vooral hierin zoeken, dat de op richting van de verenigingen in de zandstreken wijst op een vervanging van de organische maatschappij met zijn groepsdwang door een organisatorische. 10. Coöperatie Bij dit onderdeel is alleen gelet op de aankoop coöperatie, daar alle melk hier naar een parti culiere zuivelfabriek gaat en andere coöperaties hier betrekkelijk weinig invloed hebben. Het blijkt, dat de coöperatieve boeren een mo dernere bedrijfsvoering hebben dan de niet- coöperatieve. 11Pacht Verschil tussen pachters en eigenaren kon niet worden aangetoond. Volgens de rayonassistent

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 8