Wie worden door de Landhiiiiwvoiirlirlilinpdienüt bereikt?
en zich derhalve het verschijnsel van een beta-
lingshalans-overschot voordoet. Nederland is
van een toestand van overbesteding plotseling
gekomen in een toestand van overbesparing. Hoe
is dit bewerkstelligd?
Men kan in zijn algemeenheid zeggen, dat de
omslag in Nederland in hoofdzaak klassiek met
monetaire middelen is bewerkstelligd. Men heeft
de overheidsinvesteringen beperkt, credietbeper-
kende maatregelen ingevoerd, bovenal echter is
het de belastingpolitiek geweest, die door de
daardoor veroorzaakte koopkrachtbeperking tot
de omslag heeft geleid. Zo heeft men het klaar
gespeeld een deel van het nationale inkomen on-
besteed te houden, hetgeen tot uiting komt in
de toeneming van de deviezenvoorraad.
De heer Van Leeuwen wijst er op, dat de ver
betering alleen maar door een sterk deflatoir
proces kon worden bereikt. Aanvaardbaar als
zulks moge zijn als reactie en correctie op een
daaraan voorafgaande periode met overheer
sende inflatoire tendenzen, is het anderzijds
duidelijk dat een evenwichtsverstoring naar de
deflatoire zijde schadelijk is, evenals een even
wichtsverstoring naar de inflatoire kant. Deflatie
betekent vernietiging van koopkracht en ware
het niet, dat wij ons in 1952 in een wereld had
den bevonden waar buiten onze grenzen in het
algemeen inflatoire tendenzen overheersten,
dan zou, bij gebrek aan afzetmogelijkheden
voor ons productiesurplus waar geen binnen
landse koopkracht tegenover kon worden gesteld,
een ernstige crisis zijn uitgebroken. Maar ge
lukkig', dat het soms in het leven meeloopt en dit
is ons in 1952 overkomen. Was het wijsheid of
was het geluk?
In het Landbouwkundig Tijdschrift van Juni
1953 komt onder bovenstaande titel een arti
kel voor van ir. A. W. van den Ban, aan welk
artikel wij het onderstaande ontlenen
1. Inleiding
De landbouwvoorlichtingsdienst heeft het laat
ste jaar het Rijk bijna negen millioen gulden
gekost. Bovendien wordt de rentabiliteit van
het geld, besteed aan landbouwkundig onder
zoek, voor een groot deel door de prestaties van
deze dienst bepaald. Daarom is het merkwaar
dig, dat in Nederland nog vrijwel geen onder
zoek naar de factoren, die deze prestaties hein-
vloeden, is gedaan. Natuurlijk weten de voor
lichters zelf hier wel zeer veel van, maar tal
rijke Amerikaanse onderzoekingen hebben toch
wel aannemelijk gemaakt, dat ook op dit ge
bied systematisch onderzoek nog interessante
en voor de praktijk belangrijke resultaten kan
opleveren.
2. Methode van onderzoek
O111 deze reden hebben wij, op advies van prof.
Hofstee, een eerste poging in deze richting ge
waagd door in de omgeving van Woudenberg-
na te gaan wie veel nieuwe landbouwmethoden
toepassen en wie veel contact met de voorlich
tingsdienst hebben en wie niet. De landbouw
methoden, waarop hierbij is gelet, zijn: hooi-
ruiteren, inkuilen, stikstofbemesting op gras-
54
land, maïsteelt, percentage hakvruchten van het
bouwland, melkcontróle en aardappelen voeren
aan de varkens.
3. Betekenis van de landbouwvoorlichting
Vooral doordat in dit gebied reeds 15 jaar
dezelfde bekwame en buitengewoon tactvolle
assistent werkt, is de invloed van de landbouw
voorlichting wel zeer groot. Nieuwe landbouw
methoden worden vrijwel uitsluitend door de
landbouwvoorlichtingsdienst ingevoerd,, zij het
dan ook, dat vele boeren ze graag eerst eens
door hun buurman laten proberen. Eén boer zei
zelfs: ,,Die rayonassistent is eigenlijk bedrijfs
leider voor haast heel Woudenberg". Dit heeft
tot gevolg, dat de landbouw hier zeer snel ver
andert. Enkele jaren geleden maakte de Rijks-
landbouwvoorliohtingsdienst (hierna te noemen
de RLVD) hier propaganda voor de teelt van
conservenerwten, waardoor er het eerste jaar al
12 c/o van het bouwland (70 ha) mee werd be-
teelcl. Van de ondervraagden heeft 62 c/o een
deel van het hooi geruiterd, 53 een Harde-
landkuil gemaakt, slechts 28 c/o past nog het
standweide-systeem toe en 60 °/o heeft zijn
grond laten onderzoeken. Deze cijfers bewijzen
wel, dat de landbouw hier snel verandert, maar
ook, dat niet alle hoeren goed bereikt worden.
Onze voornaamste taak was dus na te gaan
welke verschillen er hestonden tussen de boeren,
die goed en die minder goed bereikt worden en
te trachten deze verschillen te verklaren.