van productie, verkoop en concurrerende handel.
Men lette er op, dat de heer Frederiksen derhalve
de oplossing voor de boter niet ziet in maat
regelen, die de margarine duurder maken. Dit
was wat wij deden in de dertiger jaren en wat
wij momenteel, zij het niet direct met de bedoe
ling- het boterverbruik te stimuleren, nog doen
door middel van de z.g. margarineheffing. Het
is duidelijk, dat wij weinig kunnen zeggen van
de reacties, die de consumenten laten zien als
gevolg van bepaalde maatregelen, die de prijs
verhouding van concurrerende artikelen beïnvloe
den.
Nog een paar cijfers over melk en zuivel in het
tweede kwartaal van 1953, afkomstig van het
Bedrijfschap voor Zuivel. De melkveestapel ver
toont 11a de daling van de laatste jaren weer een
stijging. In Mei 1953 waren er 24.000 stuks
melkvee (1,6%) meer dan in Mei 1952. Ons
land telde in Mei 1.507.000 stuks melkvee.
De melkaanvoer bij de fabrieken onderging een
verhoging, mede doordat de productie van boe
renkaas aanzienlijk achterbleef hij die van het
vorig jaar (35 a 40 minder melk verkaasd op
de boerderij). Er werd in het eerste halfjaar
van 1953 2.463.000 ton melk aan de fabrieken
afgeleverd (6,3(4 meer dan in 1952).
Wat de productie betreft geven onderstaande
cijfers een beeld:
boter 34.647 40.065
fabrieksbaas 61.886 70.908
gecondenseerde melk 110.944 114.880
melkpoeder 26-34r 30.080
In procenten berekend zien we, dat in cle eerste
zes maanden van 1953 ten opzichte van de over
eenkomstige periode van 1952 een stijging te
constateren viel in de boterproductie van 15,6*/?
in de kaasproductie van 14,6 in de productie
van gecondenseerde melk van 3,5 °/c en in die
van melkpoeder in de verse soorten van 14,2
Centraal Economisch Plan 1953
Het Centraal Planbureau heeft met enige ver
traging (watersnood) het economisch plan voor
1953 doen verschijnen. Het is een belangrijk
document, want daarin staat te lezen wat ons op
monetair en economisch gebied te wachten staat,
liet Financieel Dagblad zegt ervan, dat men de
goede bedoeling van een dergelijk plan ten volle
kan waarderen. Maar sceptisch kan men zijn
over de waarde van dergelijke berekeningen
voor het praktische regeringsbeleid, al was het
alleen maar omdat het beleid en dan vooral het
politieke beleid op meer factoren dient te w<>r-
den afgestemd dan alleen op de economische.
Men zou nog een bedenking, van geheel andere
aard overigens, tegen dit document kunnen aan
voeren. En dat is, dat het voor degene, die niet
goed thuis is in monetaire en economische be
grippen als daar zijn: het nationale inkomens
overschot, de externe maatstaf van het mone
taire evenwicht, de interne monetaire situatie,
de actieve geldcirculatie, de liquiditeitenmassa,
de potentiële inflatie, de open inflatie, enz.
eigenlijk een ontoegankelijk stuk is. Als het
mede de bedoeling is het grote publiek enig in
zicht te geven in zaken, die beslissend zijn ooi-
zij 11 inkomen en voor de koopkracht van zijn
dubbeltjes, dan trachte men deze dingen in een
eenvoudige taal te verklaren. Er zijn wel mensen
te vinden, die dit kunnen.
Het belangrijkste van dit stuk is, dunkt ons, de
passage waarin gesteld wordt, dat het gevaar
voor inflatie niet al te dreigend wordt geacht
wat de binnenlandse verhoudingen aangaat. Men
kan rekening houden met een evenwichtige ont
wikkeling van productie en geldcirculatie, m.a.w.
de verhouding tussen geld en goederen zal niet
direct veranderen. Het gevaar voor inflatie
blijft echter wel op de loer liggen, want door de
daling van de prijzen op de internationale markt
komt er geld vrij. Als dit geld wordt opgepot
en eerst weer in de circulatie komt als de prijzen
op de buitenlandse markt gaan stijgen, zitten we
in een actieve inflatie. Dan hebben we weer de
toestand, die getypeerd wordt door de Ameri
kaanse (of Engelse?) zegswijze, dat te veel geld
op jacht is naar te weinig goederen.
We moeten er maar van onthouden, dat we goed
doen binnenslands ordentelijk op onze zaken te
passen, maar dat dan het boze buitenland altijd
nog roet in ons eten kan gooien.
De heer 11. F. van Leeuwen, oud-directeur van
de Twentsche Bank, heeft een brochure geschre
ven over ons verrassend economisch herstel, dat
einde 1951 inzette en dat nog steeds onze devie
zenpot doet zwellen, zij het in steeds langzamer
tempo. Hij spreekt van ,,Le miracle Néerlandais"
(het wonder van Nederland!) en omschrijft dit
als de plotselinge verandering van een toestand,
waarin de nationale bestedingen de nationale mid
delen overschreden en derhalve een betalings
balans-tekort ontstond, in een toestand waarin de
nationale middelen de bestedingen overtreffen
53
Melk en zuivel in 1953
le halfjaar 1952 le halfjaar 1953
(in tonnen) (in tonnen)
Wijsheid of geluk?