geplaatst, ziet het er toch naar uit, dat de pro ductie dit jaar een behoorlijke bestemming krijgt. De eieren zijn de laatste weken zeer sterk in prijs gestegen. De oorzaak daarvan ligt in de vermin dering van de binnenlandse productie der impor terende landen, Duitsland in de eerste plaats. Ons land is, doordat de productie er veel gelijk matiger over het jaar verdeeld is, in staat aan deze toenemende vraag te voldoen. Eens te meer wordt het duidelijk, dat een exportland moet trachten zijn productie zo te spreiden, dat het in staat is te leveren als in de invoerende landen de productie vermindert. Het heeft geen zin artikelen op grote schaal te willen uitvoeren als in alle landen de productie op maximale hoogte is. Voor de eieren is er nog deze bijzonderheid, dat einde Augustus weer export naar Engeland mo gelijk is geworden, zij het dan, dat week voor week over de uitvoer beslist moet worden. Mo gelijk is het een begin van een nieuwe phase in de eierenexport. Engeland heeft vóór de oorlog- veel eieren van ons afgenomen. Na de oorlog is met de export weer een begin gemaakt, maar spoedig bleek, dat men het niet eens kon worden over de prijzen. Gedurende een aantal jaren gaat er geen enkel ei meer naar Engeland. Het is te hopen, dat de Engelsen nu het hun weer wat beter gaat. ons een redelijke prijs willen be talen en weer een belangrijke afnemer van Ne derlandse eieren zullen worden. We zijn nu al te eenzijdig op Duitsland georiënteerd. Denemarken heeft een nieuwe overeenkomst met Engeland afgesloten over de levering van bacon. De prijzen worden verlaagd. Dit zal voor ons ook wel gevolgen hebben. Men kan daar al op voorbereid zijn. De Engelsen weten, dat zowel Nederland als Denemarken veel varkens heeft en verder houden zij in het oog, dat de prijzen van voedergranen lager zijn dan een jaar gele den. Het is voor de Nederlandse varkenshouderij van groot belang te weten of er nog een kans bestaat op verhoging van het kwantum bacon, dat wij dit jaar nog kunnen leveren. Wij ver trouwen, dat onze regering daartoe ernstige pogingen in het werk zal stellen. Heeft de boter nog toekomst? Hierboven is iets gezegd over de afzet van boter. Over het algemeen is men nog al bezorgd over de toekomst van dit artikel, dat nog altijd geldt als het zuivelproduct par excellence. Het is de margarine, die de plaats van de boter opeist. Het ontbreekt niet aan raadgevingen om de boter 52 nu maar af te schrijven en definitief de melk een andere bestemming te geven. Er zijn mensen, die er een andere kijk op heb ben. Een zeer gezaghebbende stem is die van de heer L. P. Frederiksen, directeur van de Deense Zuivelexportvereniging, die op het internationale zuivelcongres in Den Haag over de toekomst van de boter heeft gesproken. Enkele punten van zijn betoog nemen wij over. In de belangrijkste productiegebieden werd de boterproductie van 195 r geschat op een hoeveel heid, die 10 (of 365.000 ton) lager lag dan voor de oorlog. I11 de belangrijkste twee con- sumptiegebieden, de V.S. en Groot-Brittannië, verminderde het verbruik echter met in totaal 500.000 ton, terwijl het margarineverbruik dienovereenkomstig toenam. Hierdoor is bet probleem enigszins gelocaliseerd. Buiten deze landen is, als geheel genomen, het boterverbruik toegenomen, maar niet zoveel als overeenkomt met de bevolkingstoename. De prijssituatie met betrekking tot de boter is ongunstiger dan die van andere zuivelproducten. Dit kan echter, gezien de inkrimping van de productie, niet geweten worden aan overpro ductie of aan te grote aanvoeren. Eerder moet de verklaring worden gezocht in economische en politieke maatregelen, die in vele landen na de oorlog zijn ingevoerd. Deze hebben ten dele de vrije werking van de botermarkt belemmerd. Men moet de concurrentie van de margarine niet overschatten. De consument zal onderscheid blijven maken tussen natuur- en kunstboter. Uit statistieken blijkt, dat het boterverbruik groot is in verschillende landen, waar de boterprijzen buitengewoon hoog zijn en waar bet verschil in prijs tussen boter en margarine groot is, terwijl andere landen het omgekeerde te zien geven. Een onderzoek in Denemarken heeft aange toond, dat het boterverbruik een tendenz tot stijgen heeft in perioden van dalende margarine- prijzen. Dit kan aldus verklaard worden, dat de consument boter koopt voor het geld dat hij op margarine bespaart. De conclusie van de heer Frederiksen is, dat het boterverbruik in de eerste plaats wordt bepaald door het inkomen van de consument en door zijn levensstandaard en dat bet verbruik in een veel grotere mate afhangt van de prijs van de boter zelf dan van die van de margarine. De vooruitzichten van een toe name van het boterverbrnik zijn daarom nauw verbonden met de pogingen om de wereldeco nomie en de levensstandaard te verbeteren. Voorwaarden daarvoor zijn vrede en internatio nale samenwerking en daardoor vrijere condities

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 4