Financieel overzicht
wiens behoeve de borgtochten zijn gesteld,
te allen tijde vrij een of meer der borgen tot
betaling aan te spreken met voorbijgaan van
een of meer personen,, die zich eveneens als
borg hebben verbonden. De credietgever is
in zijn keus volkomen vrij en is dus niet ver
plicht om eerst de persoon aan te spreken,
die het eerst als borg in de akte is vermeld,
doch kan ook de tweede of derde genoemde
persoon aanspreken of indien b.v. zich eerst
twee personen als borg hebben verbonden en
enige maanden of jaren later bij afzonder
lijke akte zich nog een derde heeft verbon
den, eerst die derde aanspreken.
Ook wat de onderlinge verhouding tussen
de borgen betreft, maakt de volgorde waar
in zij genoemd staan of het tijdstip waarop
zij zich hebben verbonden, geen verschil uit.
Aansprakelijkheid van borgen
Vraag: Door onze bank is aan een cliënt cre-
diet in lopende rekening verstrekt met per
soonlijke borgstelling. Ondanks enkele aan
maningen onzerzijds is cliënt achter met de
jaarlijkse inperking. Bij het bestuur komt
de vraag naar voren, welke maatregelen het
moet treffen om dit crediet normaal af te
wikkelen en in hoeverre de borgen garant
zijn voor dit crediet.
Antwoord: In het algemeen zijn de borgen
garant voor ten hoogste het maximum van
het toegestane crediet met de rentedie
rente is in onze formulieren beperkt tot de
rente over het lopende en de twee daarop
volgende boekjaren.
Is een jaarlijkse inperking vastgesteld, dan
zijn de borgen garant voor het saldo met
rente, indien en voorzover de overeengeko
men inperkingen ook werkelijk hebben
plaatsgevonden.
De juridische afdeling van de Centrale Bank
is steeds bereid de credietnemer aan te
schrijven zijn verplichtingen tegenover de
bank na te komen, zo nodig het crediet op te
zeggen en het debetsaldo in te vordereneen
en ander steeds in overleg met de betrokken
bank.
De afgelopen maand stond geheel in het teken
van de uitgifte der 3^2 -Staatslening 1953,
waarop de inschrijving tegen de koers van
100 op 12 Augustus opengesteld is geweest.
Men weet intussen, dat deze een nog nimmer
voorgekomen succes heeft geoogst, dat zich weer
spiegelde in het feit, dat op het beschikbaar
gestelde bedrag van totaal 4oomillioen inschrij
vingen tot een vijf maal zo groot totaal zijn
binnengekomen.
De toch reeds van een groot vertrouwen getui
gende verwachtingen werden door dit resultaat
nog geheel in de schaduw gesteld. Tevens werd
hiermede het bewijs geleverd, dat de daling van
dt rentevoet nog niet tot stand is gekomen, al kan
niemand voorspellen of en hoe lang zich die
daling nog zal voortzetten. Het is niet onwaar
schijnlijk, dat de periode van lage rente nog
geruime tijd zal duren.
Die lage rente wordt ten zeerste in de hand
gewerkt door de belangrijke rol, die de verhou
dingen op de geldmarkt de markt die in
beginsel uitsluitend zeer kort lopende schuld om
vat en financiert ten aanzien van het rente
verloop voor lang lopende leningen zijn gaan
spelen. Weliswaar is er altijd samenhang tussen
de ontwikkeling op de geldmarkt en die op de
kapitaalmarkt geweest, doch nimmer was het
verband tussen de beide deelmarkten van de be-
leggingsmarkt zo nauw als thans. Dat verband
was in het verleden trouwens in hoofdzaak in
direct: zij die over tegoed bij het bankwezen
beschikten, gingen er in een tijd van rentedaling
eerder toe over, hun geld voor langere termijn
r ast te zetten, hetzij bij hun bank, die dan zelf
daardoor op haar beurt in de gelegenheid werd
gesteld meer middelen in langer lopende leningen
te investeren, hetzij door het aankopen van obli
gaties. De laatste tijd is echter een methode in
zwang gekomen, waarbij het bankwezen, een
deel van de voor korte tijd toevertrouwde (geld-
markt-jmiddelen gebruikt ter verstrekking van
credieten aan beleggende instellingen, die eerst
na verloop van zekere tijd zelf tot financiering
van die lang lopende beleggingen in staat zijn.
Aldus wordt dus reeds toekomstig kruit ver
schoten.
Het zou echter te ver gaan te spreken van de
huid van een beer, die nog moet worden gevan
gen. Immers gaat het in de bedoelde gevallen om
verzekeringsmij en. en pensioenfondsen, die met
vrijwel volkomen zekerheid weten, dat zij regel-
67