De hosten van onse spaarhandelingen Door de linanciële doolhof omstandigheden, moeten de spaarbanken er rekening mede houden dat een deel van de in lagen bestaat uit gelden, die tijdelijk naar de spaarbank worden gebracht in afwachting van een daling van het prijspeil. Vanzelfsprekend is het vooral voor de spaarbanken welke veronder stellen, dat een deel van de bij haar gedepo neerde bedragen uit bovenbedoelde gelden be staat, zaak te trachten deze gelden over de prijs daling heen vast te houden. Tenslotte is er nog de wijze waarop het meren deel van de bevolking denkt over de noodzake lijke economische politiek. Velen vrezen dat geld naar de spaarbank brengen vermindering van werkgelegenheid betekent, omdat het daar door aan de kringloop van het economische leven zou worden onttrokken. Het is de taak van de spaarbanken, aldus prof. Lambers, in hun propaganda eens wat meer nadruk te leg gen op de belegging van de ontvangen gelden en zo te doen blijken dat zij als sociale instellingen door hun beleggingspolitiek de werkgelegenheid eerder bevorderen. Bij onze boerenleenbanken zijn wij zo ver, dat we een onkosten vergelijking per dagboekpost kun nen maken, waaruit soms zeer markante ver schillen naar voren springen, maar waaruit ook zekere normen zijn vast te stellen. De Amerikanen zijn op het gebied van kosten berekeningen zeer spits en het verbaast ons niet, dat de Amerikaanse spaarbanken zelfs de kosten berekend hebben van bepaalde handelingen, zoals die bij iedere spaarbank voorkomen. In een arti kel in het blad „Saving Bank News" worden enkele kosten weergegeven, overgenomen door „Spaarcommentaar". Volgens dit artikel zou een inleg in de spaar bank 46 dollarcenten aan kosten met zich bren gen. Dus zuiver alleen de inleghandeling zonder de daaraan verbonden verdere boekingen. Wil men de volledige kosten van een inlegpost met alles wat er aan vast zit, dan komt dat op 2,34 dollar. Zo zou een terugbetaling 51 dollarcenten aan kosten met zich brengen en een volledige terug- betalingspost 3,10 dollar. De simpele handeling, die nodig is om aan het loket een nieuwe rekening te openen kost 98 dollarcent. Wordt daarbij tevens een storting gedaan, dan zouden de bovengenoemde 46 centen er nog bijgeteld moeten worden. Naar onze begrippen zijn deze kosten alle zeer hoog. Nu weten we wel, dat de Amerikaanse lonen ook veel hoger zijn, maar een aardige vergelijking kan men toch maken, als men voor dollarcent gewoon Hollandse cent leest. Ook dan blijven de kosten abnormaal hoog en een Neder landse spaarbank of boerenleenbank zou de deur spoedig kunnen sluiten. De schrijver van het Amerikaanse artikel conclu deert, dat een spaarrekening met minder dan 600 dollar voor de bank verlies oplevert, indien de bank 2jZ> rente vergoedt. We moeten hierbij wel begrijpen, dat de marge voor de bank zeker wel 2 tot 2jZ bedraagt in verband met de hogere rente, die in Amerika voor uitzettin gen wordt verkregen. Ook de z.g. „dode" of „slapende" spaarreke ningen zijn onvoordelig. Als er op zo'11 rekening geen enkele mutatie in een jaar plaats vond en als de bank voor zo'11 rekening geen rente zou vergoeden, dan zou er nog minstens 55 dollar op moeten staan wil de bank geen verlies lijden. Het versterkt onze indruk, dat wij in Nederland wel heel goedkoop werken, maar het zou op zichzelf wel interessant zijn te weten, wat onze kosten voor verschillende handelingen bedragen. De oorzaak en de betekenis van de rente Wij zijn er aan gewend geraakt als wij sparen, een rentevergoeding over het gespaarde kapitaal te ontvangen en deze als vanzelfsprekend te be schouwen. Slechts zelden geeft men zich er echter tevens rekenschap van, waar die rente vandaan komt, hoe het mogelijk is, dat de maatschappij de 62 deugd van het sparen beloont door het betalen van een zeker percentage, dat wij rente noemen. Nu zal men allicht geneigd zijn onmiddellijk te denken aan de vele productieve doeleinden, waarvoor het gespaarde geld vaak indirect wordt gebruikt. Als wij het aan onze bank toevertrou wen, kan deze anderen daarvan doen profiteren

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 14