(het orgaan van de Nederlandse Spaarbank- bond) troffen wij een resumé van deze voor dracht aan, welk resumé wij hieronder (hier en daar enigszins „vrij vertaald") laten volgen. In het eerste gedeelte van zijn betoog stond prof. Lambers stil bij de vraag of de spaar banken haar plaats in het economische leven in vergelijking tot andere instellingen hebben kun nen behouden. (Het punt van de beleggingen liet prof. Lambers uitdrukkelijk buiten beschou wing). De economische orde is in de loop der jaren zodanig gewijzigd,, dat men zich moet af vragen of de spaarbanken, ook al vervullen zij hun passieve taak van liet opvangen van spaar gelden nog even goed als voorheen, wel in alle opzichten „bij" zijn gebleven. Daarbij moet dan worden bedacht, dat de spaarbanken op het ogenblik aan de aanbodzijde, bij het in ont vangst nemen van spaargelden, niet meer alleen staan, zoals in 1830 vrijwel het geval was. De gewijzigde economische orde geeft, gezien vanuit bedrijfseconomisch standpunt, aanlei ding tot de vraag of de opvangtaak misschien betere resultaten zou geven als de bedrijf seen- heden werden vergroot, dus als tot concentratie van spaarbanken werd overgegaan. Interessanter achtte prof. Lambers echter het probleem, dat wordt opgeworpen doordat de mogelijkheden van ontijdig verbruik van het spaargeld zo sterk zijn toegenomen. Naar spr. duidelijk aantoonde ligt de oplossing van dit probleem in een ruimere openstelling van de spaarbanken. De spaarbank dient open te zijn wanneer het kan en ook dan, wanneer men zelf meent dat het niet kan. Met uitzondering van de provincie Groningen, waar onafhankelijk van de openstelling het spaardersquotum (dat is: zoveel bewoners zijn er in het werkgebied van de spaarbank en zoveel procent daarvan is actief spaarder) zeer hoog ligt, kon prof. Lam bers een lijnrecht verband constateren tussen het aantal uren waarop een spaarbank open is en het percentage actieve spaarders onder de bevolking. Een verhoging van de inleggersrente achtte prof. Lambers in de strijd tegen het on tijdig verbruik van spaargelden van weinig of geen betekenis. Van veel meer belang achtte hij het de spaarders het zo gemakkelijk mogelijk te maken hun spaargelden in te leggen. Diensten als het bedrijfssparen en een afhaaldienst zijn volgens prof. Lambers een noodzakelijke ont wikkeling in deze richting. In het tweede gedeelte van zijn voordacht on derzocht prof. Lambers de invloed van enkele belangrijke wijzigingen in -de economische orde op het sparen bij de spaarbanken. De stijging van het werkelijke inkomen, dat thans per hoofd der bevolking 30 a 40 hoger ligt dan in 1914, heeft niet automatisch ver hoogde inleggingen tot gevolg. Dit is alleen dan het geval als het verbruik achterblijft bij het gestegen welvaartspeil en zeker niet als men zijn verbruiksgewoonten al bij voorbaat bij het verhoogde werkelijke inkomen heeft aangepast. Een tweede kenmerk van de huidige econo mische orde is de nivellering van inkomens. Van degenen, wier inkomen naar boven wordt genivelleerd, zullen de spaarbanken het niet in de eerste plaats moeten hebben. Aanvankelijk zal het verbruik in deze groep wat achter blij ven, maar spoedig gaat men veelal zijn con sumptie-minimum hoger leggen, zodat er van een grotere bereidheid om te sparen geen sprake is. Geheel anders is de situatie van degenen, wier inkomens naar beneden zijn genivelleerd. Zij kunnen zich de spaarvormen, die zij ge wend waren te gebruiken,, niet meer permitte ren. Het is de taak van de spaarbanken deze mensen te helpen bij het opnieuw opstellen van hun begroting, waarin ook een plaats zal moe ten worden gevonden voor het sparen bij de spaarbank. Ten derde is er de verandering van de ver bruiksgewoonten. Duurzame verbruiksgoederen worden veelal op afbetaling gekocht. Tegen de afbetaling op zichzelf verklaarde prof. Lam bers niet zoveel bezwaar te hebben, mits het maar steeds rendabele goederen zou betreffen, die jarenlang meegaan. De gevaarlijke zijde van de afbetaling ontstaat tengevolge van de on gewisheid der economische omstandigheden, waardoor men niet zeker kan zijn van zijn toe komstig inkomen. In dit verband bepleitte prof. Lambers een voorschotregeling voor trouwe spaarders, die duurzame goederen willen aan schaffen en dan naar het schijnt liever een voor schot opnemen dan hun spaartegoed aanspreken. Door het tot stand komen van verschillende collectieve regelingen heeft het verzekerings wezen een groot deel van de besparingen tot zich weten te trekken. Veel mensen achten het overbodig nog te sparen bij de spaarbank als zij reeds een of meer verzekeringen hebben geslo ten. Het is niet zozeer moeilijk te betogen dat dit niet juist is dan wel om aan te geven waar nog ruimte is te vinden voor de vrijwillige be- sparingen. Aangezien de tegenwoordige mens in sterke mate gevoelig is geworden voor de economische 61

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 13