nek om te draaienmen houdt hem gaande. Dit is ook geschied in het jaar 1952, na de oogst- mislukking van 19511952, toen Argentinië iets ongehoords in het Argentinië der laatste 80 jaren zelfs tarwe moest importeren. Maar heide systemen brengen tevens mede, dat de tussenhandelaar staat of particulier met een groot deel van de opbrengst van de land bouw gaat strijken. De Argentijnse boeren zijn van oordeel, dat na invoering van het staats monopolie het aandeel van de staat heel wat min der had kunnen zijn en de algemene achteruit gang van de landbouw, die in stellig niet ge ringere mate dan de droogte de landbouwcrisis van 1952 veroorzaakte, was voor een groot gedeelte te wijten aan het feit, dat de boeren het opgaven. En als voor de naaste toekomst de regering de prijzen, welke zij betaalt voor de landbouwproducten, niet aanpast aan de stijgende kosten van het levensonderhoud, zal dat ver schijnsel, dat in de tweede helft van 1952, dank zij betere oogstvooruitzichten en hogere prijzen, tot staan was gekomen, zich herhalen. Op het ogenblik, na een jaar van landbouwcrisis, staat Argentinië opnieuw voor ernstige moei lijkheden. En ditmaal geldt het een veeteelt crisis. Er is schaarste van vlees in de hoofdstad Buenos-Aires en voorsteden gezamenlijk ongeveer 25 der bevolking van Argentinië en de andere grote steden, Argentinië heeft de export van vlees naar zijn grootste afnemer, Engeland, reeds moeten staken en natuurlijk ook die naar andere, minder belangrijke afne mers -- maar het vlees in de steden blijft schaars. Hier en daar heeft men in de steden twee vleesloze dagen per week moeten invoeren. De schaarste van vlees doet de consumenten in de steden natuurlijk grijpen naar andere levens middelen, met het gevolg, dat ook deze duurder worden en het resultaat is een toenemend mor ren in de kringen der vakverenigingen, die poli tiek de grootste steun van de regering vormen. De regering geeft de schuld aan de veefokkers, die hun vee achterhouden en dat is gedeeltelijk waar. Maar de fokkers zeggen, dat de vleesprij- zen, door de regering vastgesteld, hun productie kosten niet dekken en ook daarvan is veel waar. In de Argentijnse veeteelt is de economische situatie anders dan die in het landbouwbedrijf. Veeteelt (met uitzondering van melkvee) is in Argentinië hoofdzakelijk grootbedrijf; de fok kers zijn kapitaalkrachtig en kunnen het uit zingen. De landbouwer moet na de oogst en meestal vóórdien zijn producten verkopenI de veefokker kan ze ophouden. Bovendien is de veefokker wat de kosten van productie betreft minder onderworpen aan de omstandigheden van het ogenblik. Hij heeft geen extra arbeiders nodig voor de oogst; hij werkt niet met dure, schaarse, brandstof ver slindende oogstmachineshij is bovendien veel meer zelfbedruipend dan de landbouwer. Maar de drie droogtejaren, culminerend in 1951, welke Argentinië geteisterd hebben, brachten cok voor de veefokkers grote moeilijkheden mede: verschroeide graslanden; schaarste van voederuitdroging der waterreservoirs. De vee fokker geeft er in tijd van droogte natuurlijk de voorkeur aan zijn vee voortijdig te verkopen voor slacht, liever dan het op het veld te laten sterven. De droogte jaren hebben dus een sterke vermin dering van de veestapel medegebracht. Het jaar 1952 heeft voldoende regenval gebracht, die in de eerste maanden van het lopende jaar aanhield. Maar een verminderde veestapel is niet in één jaar weer op peil te brengen; een nieuwe kudde moet gefokt worden en het natuurlijke gevolg is, dat er minder vee voor de markten is. Dat is het tweede en voornaamste motief voor de vleesschaarste in Argentinië. Het eerste waren de lage door de regering vastgestelde prij zen. De fokkers menen, dat de prijzen op zich zelf reeds hoger behoorden te zijn, doch vooral na twee slechte jaren en één rampjaar. De regering, door het protest der vakverenigin gen tegen de vleesschaarste en de algemene duurte in gevaar gebracht, is hevig verbolgen op de veeboeren en de welsprekende president Perón beeft reeds gedreigd de grote veebedrijven mili tair te bezetten en het vee weg te drijven. Maar dat is politiekwil Argentinië genoeg vlees voor de bevolking hebben en bovendien blijven expor teren, dan moet de veestapel aangevuld worden. Het alternatief is: aan de fokkers betere prijzen betalen en zo een middenweg vinden.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 9