De a m Itsaa11 vaard ing van prof. Dr. W. Rip Willen wij in het buitenland iets kopen of rui mer gezegd, goederen uit het buitenland in voeren, dan zullen wij het betrokken land die nen te betalen in de geldeenheid van dat land naar Engeland dus in ponden sterling, naar Ame rika in dollars, naar Frankrijk in Franse francs, enz. Wij moeten in die gevallen dus dat buitenlandse geld kopen. En hiermede komen wij dan bij de kern van het probleem, dat wij tot onderwerp van onze beschouwing willen maken, nl. de wis selkoersverhouding of eenvoudiger gezegd, de wisselkoers. Met het begrip wisselkoers willen wij niets an ders aanduiden dan de prijs, die wij voor de buitenlandse geldeenheid moeten betalen,, uitge drukt derhalve in onze eigen nationale valuta, de gulden. Zo is de prijs voor het pond sterling op het ogenblik rond 10,70, die voor dollars 3,80, voor de Franse franc ongeveer één cent en voor de Duitse mark 0,90. Ffet merkwaar dige is nu, dat die prijs behoort te worden be paald op precies dezelfde wijze als elke andere prijs, derhalve op grond van de vraag- en aan bodverhoudingen. Er is immers altijd vraag naar buitenlands geld van de zijde dergenen, die goederen of verleende diensten (scheepvaart, verzekering) aan het buitenland moeten betalen en omgekeerd zal er altijd aanbod van buiten lands geld zijn van de zijde dergenen die dat geld voor leveringen van goederen of dienstprestaties aan het buitenland hebben te ontvangen. De heer Dr. W. Ri p, in onze organisatie o.a. bekend als lid van het bestuur van de Centrale Bank, werd enkele maanden geleden benoemd, tot bijzonder hoogleraar aan de Landbouwhoge school te Wageningen. Op9 Juni jl. aanvaardde Dr. Rip dit ambt met het uitspreken van een rede, getiteld „Beginselen voor het economisch handelen van de ondernemer in de landbouw". Prof. Rip achtte de keuze van dit onderwerp niet geheel onverantwoord, daar zijn leeropdracht betrekking heeft op de economische en sociale agrarische politiek en de agrarische ondernemer door hem in dit geheel als de centrale figuur wordt beschouwd. Allereerst stond de nieuwe hoogleraar stil bij de ondernemer in de landbouw. Deze staat aan het hoofd van een landbouw onderneming, welke laatste door prof. Rip ge karakteriseerd wordt als een samenstel van men sen en middelen, dat zich, geleid door de econo- 6 In normale tijden oefent ook het zogenaamde kapitaalverkeer invloed op die vraag- en aanbod verhoudingen uit, omdat dan van het ene land aan het andere kapitaal voor kortere of langere tijd wordt uitgeleend en dus moet worden over gemaakt. Thans,, nu de deviezenbarrières nog steeds in stand worden gehouden, is zoals men weet van een vrij kapitaalverkeer geen sprake en speelt dus deze factor geen rol. Maar diezelfde deviezenbarrières zijn ook oorzaak van het feit, dat er in het geheel geen vrije vraag en vrij aan bod van buitenlands geld, dat wij als deviezen of buitenlandse wissels plegen aan te duiden, is. De officiële wisselkoersverhoudingen, de prijzen dus voor de onderscheiden valuta's, zijn dan ook niet op grond van vrije wisselmarktnoteringen tot stand gekomen, doch naar beste weten door zoeken en tasten bepaald, waarbij er uiteraard naar moest worden gestreefd, die prijzen zoda nig te kiezen, dat er een zeker evenwicht in de betalingen aan en van het buitenland, anders ge zegd in de betalingsbalans, kon worden be reikt. Of de wisselkoersen goed gekozen zijn, >zal eerst definitief kunnen blijken als het internationale betalingsverkeer weer bevrijd zal zijn van alle belemmeringen, waaraan liet deviezenverkeer thans onderhevig is. In een volgende beschouwing zullen wij op een en ander, vooral in verband met de plannen tot herstel van de vrije internationale inwisselbaar heid der valuta's, nader ingaan. mische norm, richt op de voortbrenging van plantaardige en/'of dierlijke producten. Een groot deel van de 282.119 land- en tuin bouwbedrijven in Nederland (de allerkleinste buiten beschouwing gelaten) wordt gevormd door de z.g. gezinsbedrijven. De ondernemer en zijn gezin wonen in de meeste gevallen op het bedrijf en de gezinsgemeenschap is vaak tevens arbeidsgemeenschap. De ondernemer in de landbouw beheert in het overgrote deel van de gevallen de productiemid delen grond, kapitaal en arbeid zelfstandig en hij exploiteert de onderneming voor eigen risico. Ook wanneer hij de grond niet in eigendom heeft, doch pachter is, draagt hij zelf het risico van de onderneming. Toch zou het onjuist zijn te menen dat de hui dige maatschappelijke en politieke ontwikkeling zijn positie als ondernemer geheel onberoerd heeft gelaten. Niet alleen is het bijna onmogelijk

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 6