Door cle financiële doolhol
De waarde van het geld
Op het eerste gezicht is men wellicht geneigd,
bij het lezen van de hierboven staande onder
titel enige verwondering te voelen opkomen.
Immers is men in het dagelijkse leven gewend
alle economische waarden in geld te meten en af
te wegen, terwijl wij hier juist als uitgangs
punt de waarde van het geld als zodanig kiezen.
Bovendien,, zo zal men wellicht willen tegen
werpen, heeft het geld op zichzelf tegenwoordig
geen waarde, aangezien het niet meer de goud-
vorm heeft, noch recht geeft op een bepaalde
hoeveelheid goud, zoals zulks onder de gouden
standaard het geval was.
Inderdaad geven wij alle economische waarden
in geld aan, drukken wij die uit in de nationale
geldeenheid, de gulden. Geld wordt daarom in
de economische theorie waardemeter of reken
eenheid genoemd. De leerboekjes spreken van
geld echter tevens als van een ruilmiddel en
wanneer twee zaken tegen elkander geruild wor
den, mag worden verondersteld, dat ze beide
ongeveer dezelfde waarde vertegenwoordigen.
Ongeveer, omdat degeen die een goed koopt,
blijkbaar aan dat goed boven het geld de voor
keur geeft,, terwijl de verkoper van het goed er
precies andersom tegenover staat en aan het
geld de voorkeur geeft.
Kennelijk heeft het geld dus wel degelijk een
waarde, die niet meer aan het goud als de grond
slag van het geld wordt ontleend. liet geld
heeft zelfs tweeërlei waarde, namelijk in het
binnenland en in het buitenland. En het is spe
ciaal met het oog op deze laatste omstandigheid,
dat wij hier het begrip der geldswaarde nader
onder het oog willen zien, omdat dit probleem
van bijzonder groot belang is in samenhang
met de begrippen betalingsbalans, wisselkoers,
deviezenaanwas, ja, voor het gehele veelomvat
tende gebied der economie.
Nu het geld, bij ons dus de gulden, niet meer
rechtstreeks aan het goud is vastgekoppeld
al streeft de Nederlandsche Bank er dan ook
nog altijd naar,, zoveel mogelijk goud en devie
zen als dekking van het geld te vergaren
moet het zijn waarde ergens anders aan ont
lenen. Dat andere is de gelding die het heeft,
d.w.z. de koopkracht, die het vertegenwoordigt
en die te allen tijde kan worden uitgeoefend.
Men heeft geld in verschillende vormen, nl. de
chartale en de girale vorm. Munt- en bank
biljetten behoren tot de eerste soort, bank- en
giro-tegoed tot de tweede.
Het belangrijkste onderscheid is, dat giraal
geld de vorm heeft van cheques, giro-cheques en
bank-cheques. Niemand is verplicht zulke che
ques als betaling te aanvaarden. Men doet dat
op grond van het vertrouwen, dat men heeft in
degeen, die de cheque heeft uitgeschreven. Bij
bankbiljetten en muntbiljetten speelt het ver
trouwen althans in het binnenlandse beta
lingsverkeer in het geheel geen rol. Men is
eenvoudig bij de wet verplicht die biljetten als
kwijting te aanvaarden. In normale tijden zal
niemand daar bezwaar tegen hebben, omdat dat
bankpapier koopkracht vertegenwoordigt, die
te allen tijde kan worden uitgeoefend. Tijdens
de bezetting is echter aan ons allen vaak genoeg
gebleken, dat het geld niet te gebruiken was,
dat men er derhalve geen koopkracht mee kon
uitoefenen. Ook de oorzaak weten we: welis
waar was het bank- en muntpapier wettig be
taalmiddel, maar terwijl de geldomloop tot een
abnormale hoogte was gestegen door misbruik
van de biljettenpers, was met de goederenhoe-
veelheid juist het tegenovergestelde het geval.
Tegenover de overvloed van het bankpapier
stond een groot gebrek aan goederen, die daar
voor konden worden gekocht. Dat kwam dus
in abnormaal hoge zwarte prijzen tot uitdruk
king. Slechts met kunst- en vliegwerk, met
name door het ingewikkelde distributie-stelsel,
gelukte het op kleine schaal goederen tegen naar
verhouding redelijke prijs beschikbaar te hou
den. De distributie-kaart had toen eigenlijk gro
tere gelding dan het echte geld en was dan ook
ten dele als eigenlijk geld te beschouwen. V ant
slechts papiergeld plus distributiekaart tezamen
vertegenwoordigden beschikkingsmacht over
het ingeschrompelde goederenreservoir.
Hoewel wij hierboven chartaal geld van giraal
geld hebben onderscheiden, moet worden er
kend, dat het laatste niet denkbaar is zonder het
eerste. Men heeft vertrouwen in de overschrij
vingen van giro of bank, omdat men die te allen
tijde in contanten kan omzetten en als rekening
houder ook voor het volle tegoed altijd bank
papier kan opnemen.
Vatten wij nu het betalingsverkeer met het bui
tenland in het oog, dan zien wij ons onmiddel
lijk geplaatst voor de moeilijkheid, dat onze
gulden daar niet in betaling wordt genomen.
5