Onze Zwitserse zusterorganisatie in het »outl In het provinciestadje Neuwied aan de Rijn staat een eenvoudig, in zijn soort imponerend gedenkteken. Aan het voetstuk van de in ijzer gegoten gestalte staan de eenvoudige woorden: „Vater Raiffeisen". Twee reliefs getuigen van het werk van deze pionier, verder niets. En toch kon Raiffeisen ook met nog zo veel woorden niet beter geëerd worden dan juist door deze aangrijpende stille dank van de Duitse landbouw aan haar redder uit zware nood. Zonder veel woorden heeft hij het als geen ander begrepen, dat alleen daden overtuigen. Het was in het midden der vorige eeuw. De Duitse boeren zagen zich na eeuwenlange druk plotseling in vrijheid gesteld maar zij kwamen tegenover een vrijheid te staan waar zij niet tegen opgewassen waren. Voor alles was de verkrijging van het noodzakelijk geworden con tante geld een eis van de toenmalige tijd. Tot nu toe had de landheer voorzien in de meeste geldbehoeften. Met de bovengenoemde omstandigheid had de bestaande aflossingswet- geving echter niet gerekend en de boeren zelf waren niet bij machte dit probleem op te lossen. Gewetenloze uitbuiters maakten van de onerva renheid van de boeren gebruik, om deze door het berekenen van woekerrente hun boerderij afhan dig te maken. De hiervoor betaalde prijzen be droegen vaak slechts 5 van de werkelijke waarde. In het jaar 1846 verscherpte de toestand zienderogen. Een misoogst in Westerwald, de toenmalige standplaats van Raiffeisen, veroor zaakte een hongersnood. Om ook de armen hun zo noodzakelijk aandeel in het schaars aanwezig zijnde meel te verzekeren, stichtte de burgemees ter een zogenaamde „Broodvereniging". Door bij de beter gesitueerden te lenen, kwamen de 1 )oeren aan de noodzakelijke contante mid delen, zonder dat zij hiervoor woekerrente be hoefden te betalen. De overplaatsing van Raif feisen naar Heddesdorf bracht ook dit plaatsje een dergelijke vereniging. Maar weldra ver flauwde de goede wil van de leden, want de nood was niet meer zo groot. 1 oen brak echter het beslissende moment aande stichter haalde de blinden en lam men zoals hij het zelf op een vergadering zei. Zo veranderde de ondersteuningsvereniging van de gegoede stand ten behoeve van minder gegoeden in een organisatie voor eigen hulp, 1 2 waar uitsluitend leden voorschotten konden krij gen. Dit principe zijn de Raiffeisen-banken tot heden trouw gebleven. In de nu volgende tijd van ontwikkeling vond deze idee langzaam ingang. Beperking van het werkgebied der vereniging tot één of enkele dorpen, beheer zonder hiervoor vergoeding te krijgen, uitsluiting van het winst streven, alsmede het instellen van niet verdeel- bare verenigingsvermogens waren de kenmerken. Alleen dank zij deze geheel op het grondbeginsel van de eigen hulp opgebouwde stelregels is de zich tot op de huidige dag nog steeds uitbrei dende ontwikkeling te verklaren. Met de uitbrei ding van het aantal plaatselijke boerenleenbanken werd de behoefte aan een centraal orgaan echtei steeds sterker. Aanvankelijk oefende de door de oprichter zelf geleide Heddesdorfer boerenleenbank deze functie uit. Later werd de Rheinische Land- wirtschaftliche Genossenschaftsbank opgericht. Dit geschiedde in het jaar 1872. Raiffeisen betrad hier weer nieuw gebied: een vereniging, waarvan de leden ook weer vereni gingen waren. Ja, hij wilde zelfs een Duitse Centrale Bank voor de landbouw, in de geest van de bestaande Rijksbank voor de handel. Deze wens werd in 1895 vervuld door de op richting van de Pruisische, later Duitse Centrale Bank (Deutsche Zentral Genossenschaftskasse). Parallel aan de ontwikkeling in Duitsland zelf begon de idee van Raiffeisen zich ook in het buitenland uit te breiden. Relatief laat kwam zij ook in Zwitserland. Eerst in i886/'87 trachtte de regeringsver tegenwoordiger E. v. Steiger in Bern-Nydeck en in Zimmerwald banken te vestigen. De weer klank Avas echter gering. Johann EvangelistTraber, predikant in Bichelsee, had in het jaar 1899 meer succes toen hij met mederverking van een mannenvereniging een boerenleenbank oprichtte; zijn arbeid vond in stemming. I raber kan derhalve voor de eigenlijke pionier van de Raiffeisen-gedachte op Zwitserse bodem aangezien worden. Een helder verstand, sociaal gevoel, een A'oor- beeld van eenvoud, grote scheppingsdrang, goedheid en een grote zelfverloochening maak ten Traber tot een persoonlijkheid zoals men ze zelden vindt. Zijn journalistieke activiteit bood hem de mogelijkheid zijn gedachten ook

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 12