Door cle financiële doolhof
stijging van de 3% -lening 1953 (die op 99
is uitgegeven) tot 102)4
Dat de ondergrond op de beleggingsmarkt even
wel vast is gebleven, blijkt uit de verdere terrein
winst van vele gemeenteleningen en pandbrieven.
De in de loop van het vorige jaar geëmitteerde
4/4 c/o gemeentelijke en provinciale leningen
geven agio's tot 7 te zien, zodat de beleggende
instellingen, die deze vaste rente dragende fond
sen vaak beneden pari (middels z.g. voorfinan
ciering) hebben verworven, daarop reeds boek
winsten van om of nabij 9 hebben behaald.
ele van die 4)4 %-leningen zijn gedurende de
eerste 10 jaren niet aflosbaar, hetgeen de koers-
s tij ging in de hand werkt, daar de aflossing als
regel tegen 100*% geschiedt.
Wat ten slotte de voorwaarden betreft, waar
tegen de nieuwe staatslening, die in de maak is,
zal worden uitgegeven, valt niets met zekerheid
te zeg
'gen. Volgens sommigen
zou de
emissie
24 Nov.
30 Dec.
3J4
96 Vg
99
3H
Nederland 1950
92 v4
92 r'/8
932VS2
93 9Ao
93 7As
93 SA
95
93 V2
9215A«
214
77 As
94
93 V2
nog in Juni plaats vinden, waartegenover
anderen nog wel een paar maanden respijt voor
spellen. Het meest interessant is echter de vraag,
welke rentevoet de nieuwe lening zal krijgen,
3)4 of 3J4 Wanneer men bedenkt, dat
de 3)4 -staatslening 1951, die een gemiddelde
looptijd heeft van ruim 14 jaar, thans 101
15/16 noteert en een rendement afwerpt van
ca. 3.3 dan lijkt een 3/2 %-lening met ge
lijkmatige aflossingen en een totale looptijd van
30 en liefst van 25 jaar (gemiddelde looptijd
derhalve resp. 15 of 12)4 jaar) alleszins kans
rijk, vooral wanneer de koers van uitgifte be
neden pari zou worden gesteld.
De grootte van de lening zal echter uiteindelijk
waarschijnlijk de doorslag geven voor de hoogte
van de rente, want des te meer geld wordt
gevraagd, des te aantrekkelijker zullen de voor
waarden moeten zijn om het welslagen te ver
zekeren.
26-i-"53
25-2-'53
24-3J53
27-4-'53
28-5-'53
99 V2
99 V8
99 5A
99 7As
94 3A
97
97 3A
94 'A.
95
96 V8
95 V2
96 V10
96u/16
98 v16
98 3A
94 7A
9415A6
9Ó2732
96 7,o
95 5A
9515A8
97 3A
94 "As
95
96 'V8
94 V4
94 V4
94 V2
95 3A
95
78 v16
78 v,„
78 v16
79 5A
93 V*
94 BA6
96
96
ij zijn er de vorige maal in onze beschouwing
betreffende het disconto eenvoudigheidshalve
van uitgegaan, dat de handelswissel en het dis
conto twee onverbrekelijke begrippen zijn. In
het verleden is zulks inderdaad het geval ge
weest, d.w.z. tot de tweede wereldoorlog toe,
toen Amsterdam in de internationale handel en
op het gebied van de internationale handels
financiering en van de internationale kapitaal-
beweging nog een rol van betekenis speelde. Het
credietverkeer wikkelde zich toen in hoofdzaak
door middel van wissels af. Amstrdam had toen
een belangrijke wisselmarkt, waar disconto
tarieven golden, die onder normale omstandig
heden lager waren dan het officiële disconto
284
van de circulatiebank. Men onderscheidde tussen
particulier en officieel disconto en de particu
liere banken beschikten geregeld over aanzien
lijke wisselportefeuilles. De handelswissel leende
zich bij uitstek voor kort lopende belegging van
de banken, omdat crediet in deze vorm na be
trekkelijk korte tijd automatisch afloopt en de
wissel meestal over een bank liep, die als schul
denaar (voor haar cliënt) optrad, waardoor er
practisch geen risico aan deze vorm van crediet-
verstrekking verbonden was.
Na de tweede wereldoorlog heeft de wissel als
financieringsinstrument voor de Amsterdamse
geldmarkt sterk aan betekenis ingeboet. Hij
komt nog wel voor, maar is toch schaars ge
worden tengevolge van de volkomen gewijzigde
Datum
3
Nederland 1953
Nederland 1951
3—3 H
Nederland 1947
3
Nederland 1962/64
met belast.fac.
95 is
3
Grootboek 1946
9 215/16
3
Investeringscert.
94 ie
5
Nederland 1937
3
$-lening 1947
9313/16
92 3/s
N.W.S.
76 16
3
Indië 1937 A
101 T/,2
ioi"/16
100 V4
ioi"/ie
92u/ia
94'V i6
94'V 16
962Vs2
942V 32
95 is
9721/32
94 ie
96'V16
79 Vis
94 Vie
De Disconto-schroef (II)