Consequentie: kapitaalverschaffing door de leden Wat vrijwel onmiddellijk opvalt is het bewust zijn bij de Amerikaanse boer, dat coöperatie met zich brengt, dat hij zijn vereniging actief steunen moet, als hij tenminste volledig wil pro fiteren van de voordelen, die zij hem kan bie den. Hij begrijpt daarbij dat het niet voldoende is, dat hij zoveel mogelijk producten via zijn coöperatie afzet of dat hij al zijn bedrij fsbeno- digdheden via zijn coöperatie betrekt; hij is tevens doordrongen van de noodzaak, dat hij ook zijn eigen bijdrage moet leveren in de financiering. Hij 'ziet, dat de kansen voor een coöperatie, orn op succesvolle wijze haar bedrijf te voeren, worden vergroot, als het kapitaal, dat er door de leden in is geïnvesteerd, toeneemt en zij min der afhankelijk wordt van vreemd geld. Tevens beseft hij dat het juist in de eerste plaats de leden zijn, die de coöperatie aan de benodigde middelen behoren te helpen. Zij co- opereren teneinde beter in hun bedrij fsbehoef- ten te kunnen voorzien, welke deze behoeften ook mogen zijn: voordeliger afzet van produc ten, voorziening in bedrijfsbenodigdheden of dienstverlening aan hun bedrijf. De coöperatie is er ten gerieve van de leden. De boer behoort dan ook meer dan een deelge noot in zijn coöperatie te zijn: liij is er een deel van. De Amerikaanse coöperator vereenzelvigt ■zijn coöperatie met de totaliteit van de in haar samenwerkende leden en hij vindt het dan ook een natuurlijke zaak, dat allereerst die leden zelve middelen aan de coöperatie verschaffen. Wanneer een boer een boerderij wil kopen, kan hij daarvoor geld lenen,, maar hoe meer hij uit eigen middelen kan financieren, des te zekerder is hij er van, dat hij het op den duur zal kunnen bolwerken. Een coöperatie kan eveneens geld lenen voor de financiering van terreinen, ge bouwen, installaties en andere vastgelegde ac tiva, maar de leden moeten een behoorlijk aan deel van het benodigde kapitaal zelf fourneren, te meer omdat niet verwacht kan worden, dat een ander geld in de coöperatie wil steken als ook de leden zelf er niet financieel bij zijn geïn teresseerd. Leden-aansprakelijkheid in Amerika onbekend Hierbij zij opgemerkt, dat de Amerikaan het systeem van de aansprakelijkheid der leden, zo als men dat in Nederland aantreft, niet kent. Worden in Nederland dikwijls leningen en cre- dieten verstrekt door de boerenleenbanken of een harer centrales, waarbij de zekerheid ge vonden wordt in de al dan niet beperkte aan sprakelijkheid der leden van de coöperatie, niet aldus in Amerika. Men is daar wars van deze wijze van financieren. Men staat daar op het standpunt, dat de leden zelf van tevoren een groot deel van het benodigd geld moeten verschaffen om de coöperatie te kunnen starten. Niet achteraf, hetgeen in feite het geval is, bij het lenen van het aanvangs- kapitaal onder persoonlijke aansprakelijkheid der leden, want, zo zegt men, ais het de coöpe ratie minder goed gaat, moet gebruik worden gemaakt van die aansprakelijkheid, hetgeen be tekent, dat de leden achteraf het kapitaal, of een gedeelte daarvan, bijeen moeten brengen. Dit komt de leden dikwijls ongelegen en het kan bo vendien de coöperatie als zodanig in discrediet brengen. Het psychologische feit ligt er nu een maal, dat men een geleden verlies gereder accept teert als men het geld reeds kwijt is dan dat men het verlies nog moet gaan aanzuiveren. Hoewel men mogelijkerwijs geneigd is om deze Amerikaanse bezwaren op grond van de erva ringen in Nederland niet al te zwaar te tellen, kan men het systeem, dat in Amerika wordt voorgestaan, hierin bestaande, dat de leden een groot deel van het benodigde kapitaal vooraf moeten fourneren, niet anders dan zeer gezond noemen. Dit impliceert niet, dat het Neder landse stelsel als ongezond moet worden ge- qualificeerd. Men bedenke billijkheidshalve, dat het, toen in Nederland de coöperaties uit nood geboren werden, niet wenselijk en vaak ook niet mogelijk werd geacht, op andere wijze geld aan te trekken dan via de aansprakelijkheid der leden, omdat men van oordeel was dat slechts dan ook de onbemiddelde boer als lid zou toe treden. Afgezien van de vraag of het ook toen niet mogelijk was geweest om de leden geleide lijk in het kapitaal te doen bijdragen,, moet dit standpunt thans in zijn algemeenheid als verou derd worden beschouwd. De financiering van de coöperatie door de leden zelf moet in het huidige tijdsgewricht, waar de materiële positie van de boer sterk is verbeterd, zeer zeker tot de mogelijkheden gerekend worden. Vooral van de zijde van de Centrale Bank wordt dan ook steeds gewezen op de wenselijkheid, dat de leden zich zelf financieel in de coöperatie interesseren, o.a. door voordelige overschotten in de zaak te laten, zodoende de coöperatie min of meer permanente middelen verschaffend. 275

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 11