wat onder het begrip disconto wordt verstaan.
Hiermede bedoelt men eigenlijk discontorente,
waarbij dan te onderscheiden zijn bet officiële
disconto en het particuliere disconto. De disconto
rente is dan de rente, die in rekening wordt ge
bracht bij het kopen of verkopen van wissels,
prima bandels- of bankwissels, dus eerste klas
vlottende schuldverplichtingen in handel en
bankwezen, die van zulk een goed credietgehalte
zijn, dat de centrale bank bereid is ze in disconto
te nemen of te disconteren, d.w.z. ze te kopen.
Koopt of disconteert de circulatiebank een wissel
van b.v. i.ooo.die eerst over een maand
vervalt, dan geeft zij daarvoor, zoals duidelijk
zal zijn, niet i.ooo.doch iets minder. Ge
steld, dat het officiële disconto, het rentetarief
van de Nederlandsche Bank dus, 3 per jaar
bedraagt of 30.per 1.000.dan komt
één maand rente neer op 1/12 van 30.
2.50. In het veronderstelde geval zal derhalve
997.50 worden uitbetaald aan de verkoper,
degene, die de wissel verdisconteert. Loopt de
wissel drie maanden, dan zal slechts 992.50
worden uitbetaald.
Een wijziging in het officiële disconto door de
centrale bank gaat altijd gepaard met een daarop
aansluitende wijziging van haar andere rente
tarieven, dus voor belening en voorschotten in
rekening-courant, enz. Daar de particuliere ban
ken om praktische redenen (waaromtrent nader
hieronder) gedwongen zijn dit voorbeeld na min
of meer korte tijd te volgen, luidt dus een
discontoverlaging (zoals de jongste, die ook in
ons maandelijks financiëel overzicht wordt be
sproken) een periode in van algemene verlaging
van de rentetarieven op het gebied van geld- en
bankwezen. Daar rente de huurprijs is voor het
geld, is het gerechtvaardigd (zoals ook ge
schiedt) thans te spreken van goedkoper geld,
evenzeer als men bij discontoverhoging en alge
mene stijging van het renteniveau mag zeggen,
dat het geld duurder is geworden. Vaak spreekt
men ook van discontoschroef en van het aan
draaien of het terugdraaien van deze disconto-
schroef.
In theorie zou verlaging van het disconto en van
het rentepeil steeds moeten leiden tot toeneming
van de geldomloop en van de geldhoeveelheid,
want evenzeer als de vraag naar een goed bij
prijsverlaging en gelijkblijvende koopkracht toe
neemt, evenzeer zou er bij discontoverlaging
aanleiding zijn voor een toeneming van de vraag
naar geld. Deze theorie stemt echter lang niet
altijd met de werkelijkheid overeen. Dat komt,
omdat de vraag naar geld, of heter naar crediet,
nauw samenhangt met de conjunctuur, met de
economische ontwikkeling. In een tijd van sterke
conjunctuuropgang en economische expansie,
van grote economische bedrijvigheid en grote
winstmogelijkheden voor de ondernemers, zal
een verandering van de rente niet veel invloed
uitoefenen, omdat de winsten zo groot zijn, dat
die nauwelijks door een verhoging of verlaging
van het disconto met een half of heel procent
worden beïnvloed. De ondernemingslust wordt
onder zulke omstandigheden slechts geremd, in
dien het disconto zeer drastisch b.v. met enkele
procenten tegelijk wordt verhoogd of verlaagd.
Omgekeerd zal een verlaging van het disconto
tarief en van het algemene rentepeil de onder-
nemings- en investeringslust niet sterk kunnen
aanwakkeren, wanneer de winstmogelijkheden
gering zijn. Dat is het geval in tijden van econo
mische depressie, zoals wij het ergste in de der
tiger jaren hebben meegemaakt; dat doet zich
ook op het ogenblik min of meer voor, omdat
de zware belastingdruk de winstkansen voor de
ondernemers te klein heeft gemaakt, het onder
nemersrisico te groot is geworden naar verhou
ding tot de eventuele winstmogelijkheden.
Men zal zich wellicht afvragen waarom het nu
eigenlijk noodzakelijk is, dat de particuliere
banken de discontopolitiek, gevoerd door de
centrale bank, op de voet volgen. Wij moeten
dan beginnen met vast te stellen, dat de particu
liere banken inderdaad niet tot zulk een stap
gedwongen zijn in die zin, dat een verplichting
op haar zou rusten het voorbeeld van de circu
latiebank zonder meer te volgen. In beginsel
wordt het particuliere bankwezen nl. ten volle
vrij gelaten bij het bepalen van zijn rentepolitiek.
De banken kunnen en mogen derhalve de hoogte
van hun debetrente zowel als hun creditrente
naar eigen goeddunken bepalen. Hier zit echter
een addertje onder het gras, omdat zoals in de
aanvang gezegd, de centrale bank de bank is
van de particuliere banken, die op de Nederland
sche Bank moeten kunnen terugvallen, indien
de credietvraag van hun cliënten haar eigen kas
middelen te boven gaat. Zou de debetrente van
de particuliere banken nu lager zijn dan die van
de Nederlandsche Bank, dan zouden zij bij her-
discontering van wissels, die zij zelf eerst heb
ben gedisconteerd, renteverlies lijden. Vandaar
derhalve dus toch de noodzakelijkheid om met
het rentetarief van de circulatiebank mee te
gaan.
In dit verband kan er nog op worden gewezen,
dat elke wissel, die aan bepaalde eisen voldoet,
door een ieder aan de centrale bank ter discon-
247