ding op schatkistpapier zó laag heeft gesteld, dat
de banken deze vorm van kort lopende belegging
slechts node zullen kiezen of uitbreiden. Voor
zover zij schatkistpapier aanhouden en afnemen
bewijst zulks, dat zij geen lonender beleggings
objecten weten te verkrijgen.
Daar de rente voor het schatkistpapier met de
kortste looptijd natuurlijk het laagste is, zal het
bankwezen er uiteraard zoveel mogelijk naar
streven langer lopend papier dat zijn dus de
schatkistbiljetten af te nemen.
Wegens de liquiditeitseisen, die aan de banken
bij een wijziging van de omstandigheden min of
meer plotseling door hun cliënten-rekeninghou
ders zouden kunnen worden gesteld, komen voor
belegging in drie- of vijfjarige biljetten zoals
duidelijk zal zijn slechts beperkte bedragen in
aanmerking. Er gaan de laatste tijd stemmen op
tot uitgifte van tienjarige schatkistbiljetten,
waarmede twee partijen zouden zijn gediend:
de banken wegens de hogere rentevergoeding en
het Rijk wegens de langere looptijd, die aan deze
schuld een semi-permanent karakter zou geven.
Op grond van het voorgaande moet evenwel
worden betwijfeld of de banken hiermede zou
den opschieten, daar zij immers slechts beschei
den bedragen aldus zouden kunnen vastleggen
en voorzover zij dat zouden doen (een kern van
de inlagen staat immers in feite duurzaam ter
beschikking van de banken, omdat opvraging
daarvan nimmer geschiedt als gevolg van de z.g.
opvolging, het voortdurend vervangen van op
vragingen door nieuwe stortingen) in deze be
hoefte kan worden voorzien door aankoop van
leningen met een korte restant-looptijd zoals b.v.
3%-investeringscertificaten, die een gemiddelde
looptijd hebben van nog slechts ongeveer 10 jaar,
de 3%-obligaties Nederland i9Ó2/'64, waarvan
de looptijd thans ten hoogste nog slechts 11 jaar
bedraagt, de 4 rentende Zwitserse guldens
lening 1950 met een langste looptijd van ruim
9 jaar, de 3%-lening Ned.-Indië met een gemid
delde looptijd van ongeveer ~jY2 jaar en de
33A -dollarlening 1947 met een gemiddelde
looptijd van nog slechts 3^2 jaar.
Ook heeft de schaarste aan kort beleggingspapier
met redelijke rentevergoeding het bankwezen er
het vorige jaar zoals men weet toe gebracht op
grote schaal gemeentelijke emissies vóór te
financieren. De banken schreven dan op die
meestal tegen 100 uitgegeven leningen in en
sloten tegelijkertijd een dóórleveringsovereen-
komst met grote institutionele beleggers (levens
verzekeringmaatschappijen, pensioenfondsen,
spaarbanken, enz.). Terwijl zij op éénjaars-
schatkistpapier slechts 1 c/c rente konden krijgen,
konden zij die leningen een jaar in portefeuille
houden op basis van b.v. 2 rente, dus voor
een tweemaal zo hoog rendement en de overige
2)4 rente als extra voordeel aan de institutio
nele beleggers afstaan. Bij die transactie waren
beide partijen (plus de geldbehoevende gemeen
ten) gebaat. De laatste tijd zijn er evenwel geen
gemeentelijke emissies, omdat de gemeenten
ruim in hun middelen zitten en voorlopig voort
kunnen. Hierin ligt mede een belangrijke oor
zaak voor de steeds verder gaande stijging van
de obligatiekoersen. De enige nieuwe lening van
betekenis, die in 1953 aan de beleggingsmarkt is
toegevoerd, is immers de YA -staatslening
1953' waarop de storting per 1 April jl. moest
geschieden.
Het schijnt, dat de banken reeds van de nood
een deugd hebben gemaakt door zelfs voor reeds
uitstaande leningen als doorgangshuis te fun
geren. De gang van zaken is vrijwel hetzelfde
als met nieuwe leningen, met dit verschil, dat
eenvoudig posten van uitstaande leningen op de
beurs worden gekocht, waartegenover tegelijker
tijd doorleveringscontracten met institutionele
beleggers worden gesloten. Indien de banken
van de 3)4 rente, die zij ongeveer per jaar
kunnen maken, b.v. de helft afstaan, maken zij
aldus ij4 °/o voor een belegging van een jaar
of een vol procent meer dan op éénjaars-schat-
kistpapier. Anderzijds verbinden de grote be
leggers zich dus die posten over een jaar af te
nemen, echter tegen een koers, die omtrent
1 -k) lager ligt dan het tegenwoordige beurs-
peil.
Wij hebben hier met een cirkelgang te doen: het
lage rentetarief van de schatkist blijkt de vraag
voor lang lopende leningen te bevorderen, waar
door de koersen daarvan stijgen en het algemene
rentepeil voor leningen met lange looptijd sneller
daalt dan anders het geval zou zijn geweest.
De jóngste ontwikkeling op de staatsfondsen-
markt dient men tegen de geschetste achtergrond
te zien. Zo wordt het ook duidelijk, dat de ver
laging van de officiële rentetarieven de verdere
koersstijging op de staatsfondsenmarkt, die in
de afgelopen maand in een bijzonder snel tempo
is verlopen, ten zeerste in de hand heeft gewerkt.
Onze maandelijkse koerstabel geeft daarvan een
duidelijk beeld:
252