de spaarbank te trekken, waartoe het school- sparen het meest effectieve middel is. Waren er in 1948 reeds 85 coöperatieve boerenleenban ken, die het schoolsparen hadden ingevoerd, thans bedraagt dit aantal ongeveer 200 met 500 aangesloten scholen en pl.m. 35.000 sparende leerlingen. Ogenschijnlijk mag dit een mooi resultaat zijn, in werkelijkheid betekent het, dat wij met het schoolsparen volkomen achter staan hij de andere spaarinstellingen in den lande. Nu zijn er, ongeacht het schoolsparen, een groter aantal boerenleenbanken, die meedoen met de jeugdspaaractie en wel in totaal 350 banken, waardoor mede een groter aantal kinderen wordt bereikt, n.1. 60.000, doch dit aantal valt in het niet tegenover de 450.000 kinderen, die binnen de invloedssfeer van de Rijkspostspaar bank vallen en die hoofdzakelijk via het school sparen worden aangetrokken. Ook het schoolsparen bij de Algemene Spaar banken (Ned. Spaarbankbond) is van veel gro ter omvang dan bij de boerenleenbanken. Er is dan ook geenszins reden om met tevredenheid naar de behaalde resultaten te zien en veeleer dienen we ons af te vragen, wat toch de oorzaak is, dat het schoolsparen niet op veel groter schaal werd ingevoerd. Het kostenvraagstuk kan geen rol spelen, omdat het materiaal kosteloos door de Centrale bank ter beschikking wordt gesteld. Tijdsgebrek zou een motief kunnen zijn, doch er zijn voldoende voorbeelden, dat een alleen werkende kassier bet schoolsparen keurig verzorgt, terwijl banken met een ruimer personeelsbezetting niets doen om de jeugd aan te trekken. Er wordt meer malen opgemerkt, dat men geen contact met de scholen kan krijgen, omdat de schoolhoofden niet voor het schoolsparen voelen of omdat een andere spaarinstelling reeds vaste voet op een bepaalde school heeft verkregen. Inderdaad zijn er schoolhoofden, die met enige moeite over tuigd moeten worden, maar we kennen toch plaatsen, waar alle scholen meedoen en werke lijke tegenwerking komt slechts zelden voor. Eu ook dan is een zeker enthousiasme van de zijde van de bank dikwijls nog in staat om de mening van het schoolhoofd te hervormen. Overigens gelden dergelijke bezwaren in dezelfde mate voor de spaarinstellingen, die desondanks het schoolsparen wijd verbreid hebben. Het voorrecht van de eerste stap Heeft men nu te doen met scholen, die reeds met een andere spaarbank in relatie staan, dan is de weg in deze richting vrijwel afgesloten en men kan het hoogstens betreuren, dat de boeren- 250 leenbank niet meer activiteit heeft ontplooid toen de ,,koek" verdeeld werd. We moeten deze toestand min of meer aanvaar den om een dwaze concurrentiestrijd te voor komen. Doch het is wel moeilijk om oneindige rechten toe te kennen aan een bepaalde spaar bank op grond van het feit, dat deze een jaar, een maand of een week eerder de school binnen stapte. Als er van enig voorrecht sprake moet zijn, dan zij dit eerder gebaseerd op traditie en locale verhoudingen. Bovendien doet het wel bijzonder vreemd aan, dat een plaatselijke boe renleenbank, die door en voor de dorpsgenoten is gesticht, op de school het veld zou moeten ruimen voor een stedelijke spaarinstelling, die op grote afstand is gevestigd en op het platte land haar expansie zoekt. In dat geval staat het recht van de initiatiefnemer o.i. wel zwak en is zeker niet als oneindig te beschouwen. Hoe het ook zij, het merendeel onzer banken beeft op dit gebied verstek laten gaan. En nu ligt de zaak niet zo, dat men als zwakkere partij het hapje moest afstaan aan een sterke concur rent. Eerder bestond er een zekere onverschillig- beid ten aanzien van dit hapje". Als regel heeft men de grote betekenis van het schoolsparen voor de toekomst niet beseft. Men heeft het directe belang te veel uitgewogen en dat is inderdaad in cijfers niet zo groot. Maar iedere scherpdenkende zakenman zou zich duim en vinger aflikken, indien hij voor zo'n gering bedrag zulk een intense reclame kon maken, waarbij hij bovendien de kosteloze medewerking kreeg van de ouders en de opvoe ders der jeugd. Een doorlopende reclame, die regelrecht cliënten oplevert en zelfs nog kleine directe baten en vele relaties voor de toekomst. Nogmaals, het werkterrein is grotendeels ver deeld, maar we kunnen zonder moeite 60 of meer banken aanwijzen, waar men de mogelijk heden beeft om met het schoolsparen te beginnen. En de besturen van die banken weten dat Mijne heren, laat de ervaring van 200 andere boerenleenbanken voor U een aanwijzing zijn, dat dit jeugdwerk nuttig en zelfs noodzakelijk is. Noodzakelijk om blijvend een gezonde groei in de spaarbank te houden. Als we dit beseffen, dan kunnen we ook over kleine bezwaren been- stappen, die er ongetwijfeld zullen zijn. Nu is het goede moment daar om een begin te maken, want bet schooljaar loopt snel ten einde en in September a.s. kunt U tevens beschikken over het materiaal van de nieuwe spaaractie, dat een stimulans moet zijn voor een trouw sparen door de jeugd.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 10