De politieke éénwording van Europa moet ver gezeld gaan van de economische eenwording. Dit is het standpunt, dat minister Beyen te Luxemburg en te Rome heeft ingenomen. De reererineen der zes landen, die aan de kolen- en staalgemeenschap deelnemen, hebben dit begin sel erkend. De economische problemen in Europa, waartoe ook de agrarische moeten worden gerekend, kunnen alleen worden opgelost, wanneer de bo vennationale basis wordt aanvaard. Men komt er alleen uit wanneer, evenals bij de kolen- en staalgemeenschap, een z.g. hoge autoriteit wordt ingesteld. Nederland heeft nu te Parijs de vertegenwoordigers der zes landen van de K.S.G. trachten te bewegen tot het in principe aanvaarden van de hoge autoriteit op landbouw gebied. Zij zouden daarmee in de grote confe rentie (17 landen) de kern vormen, waarom heen de samenwerking zou worden opgebouwd. De landbouwministers der zes Schumann-lan- den hebben minister Mansholt echter niet willen volgen. Dat daarop met de zeventien verder niet veel te bereiken viel, ligt voor de hand. We moeten nu constateren, dat de regeringen van de zes landen zich in beginsel tot ingrij pende economische samenwerking hebben be reid verklaard, doch, dat zij zeer huiverig zijn om op agrarisch terrein iets te doen, dat tegen de wens der boerenorganisaties ingaat. Hoe sterk in het buitenland soms de invloed der boe renorganisaties is, blijkt uit het feit, dat de Duitse delegatie te Parijs onder aanvoering was geplaatst, niet van de minister van Landbouw, doch van de voorzitter van de Duitse Boeren bond, de heer Hermes. Het fundamentele verschil tussen de wijze, waarop de Nederlandse regering de landbouw- integratie beziet en de manier, waarop de meeste andere landen zich er tegenover stellen ligt hierin, dat de laatste de zaak uitsluitend bezien als een landbouwaangelegen- heid, terwijl in Nederland de verbondenheid tussen landbouw en voedselvoorziening voor opgesteld wordt. Slechts een politiek, die op deze verbondenheid gebaseerd is, kan leiden tot hogere productie, tot meer, beter en goedkoper voedsel, tot meer welvaart voor producent en consument beide. Wij citeren nog eens de woor den van prof. Horring„Bestaanszekerheid zit niet in bepaalde prijsgaranties, doch in een grote algemene bedrijvigheid, waaruit een flinke koopkrachtige vraag naar onze produc ten voorvloeit" (alg. verg. F.N.Z. najaar '52). Aan de pers heeft minister Mansholt verklaard, het teleurstellend te achten, dat West-Europa thans zijwegen is ingeslagen en dat aldus het tempo, noodzakelijk voor de oplossing der eco- mische problemen, ernstig wordt vertraagd Wellicht was het tijdstip voor de conferentie ongunstig gekozen (politieke situatie in Frank rijk en Italië!). Ik stel mij voor, aldus de mi nister, dat over een half jaar het politieke kli maat zal zijn verbeterd en dat de constructieve mogelijkheden voor de opbouw van een gemeen schappelijke landbouwmarkt meer ingang kun nen vinden. Men stelt het wel eens voor alsof Nederland ook wat de landbouw betreft alleen maar voordelen van de integratie zou hebben, omdat we een grote export hebben en lage kosten. I let Kamer lid Blaisse heeft onlangs in een vergadering van de Katholieke Werkgeversvereniging erop gewezen, dat in Nederland de nadelen en de ri sico's, die aan een economische integratie ver bonden zijn., te zeer worden onderschat. Door internationaal bindende beslissingen kun nen vaak productieverschuivingen optreden, die blijvend nadelig werken. Voorts zal integra tie kunnen leiden tot verhoging van de kost prijs, gelet op ons lage loon- en kostenniveau. Dit geldt eveneens voor het lage invoerrecht van de Benelux-landen, daar het gemeenschappelijke tarief waarschijnlijk hoger zal uitkomen. Desondanks was de heer Blaisse een voorstan der van de economische samenwerking, die men integratie noemt. Het is uiteindelijk de welvaart van het gehele gebied, die de doorslag moet geven. Het zal vooral de toenemende werkloosheid zijn, die de regering ertoe gebracht heeft plan nen te beramen tot vermindering van de belas ting op bedrijfswinsten. Gehoopt wordt, dat deze belastingverlichtingen de investerings activiteit zullen bevorderen. Deze is weliswaar geenszins gering. Het aantal in de bedrijven werkzame personen stijgt nog voortdurend. Echter neemt het arbeidsaanbod nog sneller toe en daardoor ontstaat een toeneming van de werkloosheid, die de regering zorg baart. De minister van Economische Zaken heeft bij de schriftelijke behandeling van de begroting van zijn departement duidelijk uitgesproken, dat de handhaving van een voldoende hoog in dustrieel investeringspeil in de eerste plaats be reikt dient te worden door middel van het En van Nederland o o Alléén maar voordeel voor Nederland? Industrialisatie 21 7

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 5