groot. De banken verlenen als het ware voorschot aan die beleggers, terwijl de beleggingsmiddelen, waarover deze laatste de beschikking krijgen, er niet door toenemen. De kapitaalmarkt, d.i. de markt voor langlopende leningen, is door de vindingrijkheid van de banken eigenlijk ver lengd met een stukje van de geldmarkt (de markt voor kortlopende schuld). Daardoor zul len de banken ook minder schatkistpapier kun nen afnemen tot de bedragen, die zij tijdelijk als doorgangshuis in de langlopende leningen hebben vastgelegd. Voor de banken doen die langlopende beleningen dus evenzeer als kort lopende belegging dienst. Het opnemingsvermogen van de institutionele beleggers is door de medewerking van de banken natuurlijk in werkelijkheid niet veranderd, doch slechts in tijd naar voren geschoven. Men kan zich indenken, dat zij niet altijd ,,op crediet" bij de banken zullen willen blijven teren. De neiging daartoe zal des te geringer zijn, naarmate de rentevoet sterker is gedaald. Zolang de grote beleggers de rente nog relatief hoog vonden, wilden zij zich het daaraan voor hen verbonden voordeel niet laten ontgaan. Toch is bij de uit gifte van de 3)4 -staatslening nog wel degelijk van de hulp van een paar banken gebruik ge maakt. Het succes van de jongste emissie zou ongetwij feld nog groter zijn geweest, indien deze zo als uitdrukkelijk in de leningsvoorwaarden is bepaald -niet te allen tijde door de Staat aflosbaar zou kunnen worden gesteld. Vooral de verzekeringmaatschappijen hebben een hekel aan de desbetreffende bepaling, nog meer dan aan een lage rente op zichzelf. Zij moeten im mers voor langere tijd verplichtingen jegens de verzekerden aangaan en willen daartegenover voor een aantal jaren ook op stabiele inkomsten kunnen rekenen. Bij de 4)4 -gemeenteleningen van het afgelopen jaar is met die wens algemeen rekening gehouden. Toen voelden de geldnemen- de gemeenten zich echter minder sterk dan thans de Staat, nu inmiddels het rentepeil nog aan zienlijk is gedaald. Een lage rente betekent immers, dat de geldvrager de sterkste positie inneemt; een hoge rente, dat de geldgever het voor het zeggen heeft. De laatste koersen van Maart in onze tabel wijken nauwelijks af van die van Februari. Zoals men weet is er in de dagen, die aan de inschrijving op de nieuwe staatslening vooraf gingen, wel een lichte daling ingetreden, doch deze heeft inmiddels weer voor een herstel plaats gemaakt. De verwachting lijkt ook daarom ge wettigd, dat het algemene rentepeil voorshands laag zal blijven. Hieronder volgt het gebruikelijke koersover- zicht 25 Sept, 27 Oct. 24 Nov. 30 Dec. 26-1-'53 25-2-'53 24-3-'53 3J4 99 'A 96 T/s 96 V. 96 Vs 99 99 XA 99 r'A 99 Vim 89 7/s 9r 92 V„ 92 :'A 94 9crV 3- 922V 93 9Af, 94 9Ao 9415Aci 95 92 93 93 7Ae 95 V2 96 9A„ 91 v4 92 v16 93 'A 94 'A 94I5Ao 9427m 93 94 Vin 95 95 'Ad 95" 3% Nederland 1937 90 r'/s 92 v19 93 'A 9215A„ 95 94 93 °A« 93"A„ 92 'A 94 'A 94 'A 94 y. 75 76 3A 77 76 A 6 78 V,0 78 v18 78 Vu, 3 Indië 1937 A 90 7/s 92 v8 94 93 XA 93 7A 94 'Ar, Datum Nederland 1953 3p2 Nederland 1951 3%% Nederland 1950 9211/,. 941'"/UI 33y2 Nederland 1947 9321/32 3% Nederland 1962/64 met belast.fac. 95 ui 96"/111 3 Grootboek 1946 9215/ir, 5 °/o Investeringscert. 92 Vi« 95 8 94 id 9413/1« 3 $-lening 1947 2 NAV.S. 94 'Vil 228

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 16