1951 20 h°°g gestegen, dat wij toen net aan die
vijfde phase toe waren, derhalve in totaal 228
millioen crediet konden genieten tegenover een
goudbetaling van 132 millioen.
Hoewel toen wegens onze moeilijke positie het
totale quotum van 330 millioen tot 355
millioen werd verhoogd, de 20 %-phases der
halve van 66 op 71 millioen werden ge
bracht, is toen juist het getij ten gunste van
Nederland gekeerd. Men weet, dat sedert begin
1952 geregeld een overschot in het betalings
verkeer met de E.B.U.-landen is verkregen en
zelfs het betalingsverkeer met niet bij de E.B.U.
aangesloten landen zich als geheel gezien in die
tijd gunstig heeft ontwikkeld, met als resultaat
een gestadige toeneming van de deviezenvoor
raad van de Nederlandsche Bank.
Terwijl een debiteurland uiteindelijk voor 60
van zijn quotum crediet kan ontvangen
waarbij zoals wij hebben gezien 40 c/c van het
quotum in goud resp. dollars moet worden be
taald moet een crediteurland beginnen met
voor 20 °/o van zijn quotum volledig crediet te
verlenen aan de E.B.U. Verder zijn er dan geen
vier zich geleidelijk wijzigende schalen voor
resp. credietverlening en goudbetaling. Na nl.
zoals gezegd werd, voor 20 crediet te heb
ben verstrekt, ontvangt het crediteurland tel
kens voor de helft van zijn overige vordering
goud en staat hij dus voor de andere helft cre
diet toe. Dit komt er uiteindelijk op neer, dat
een crediteurenland voor 60 c/o van zijn quotum
crediet verleent en voor 40 goud ontvangt.
Is het quotum van de crediteur uitgeput, dan
verleent hij zo is ten minste tot dusverre de
praktijk geweest ook verder voor even grote
bedragen crediet als hij ter vereffening van zijn
vorderingen boven het quotum in goud ont-
vangt.
Het zwaartepunt van de moeilijkheden, in het
raam van de E.B.U. ondervonden, ligt zoals
opgemerkt bij het ontbreken van een automati
sche reminrichting als die,, welke aan het stelsel
van de gouden standaard eigen was.
De starheid van de wisselkoersen heeft nog
een tweede ernstig bezwaar: men gaat daarbij
in beginsel uit van een gelijkwaardigheid der
onderscheidene valuta's in kwaliteit. Naarmate
een valuta echter sterker, d.w.z. meer begeerd
wordt wegens grotere internationale aanwen
dingsmogelijkheid en grotere koopkracht, zal
de neiging toenemen om zwakkere valuta's in
die sterkere geldeenheden om te zetten. Dit leidt
er weer toe, dat de positie van de zwakke broe
ders zich niet alleen zal bestendigen, maar al
lengs nóg ongunstiger zal worden. Anderzijds
zullen de sterkere valutalanden steeds meer cre
diet moeten verlenen, hetgeen wel een ave
rechtse beloning is voor het feit, dat zij orde
op hun monetaire zaken hebben gesteld door
het zetten van de tering naar de nering. Landen,
die steeds meer op crediet invoeren en kopen,
leven even zeer boven hun stand als zulks het
geval is met een gezin, dat meer verteert dan
er in de gezinspot komt.
Een derde ernstig bezwaar, dat zich in toene
mende mate deed gevoelen is, dat sommige
landen het evenwicht van hun betalingsbalans
herstellen of trachten te bereiken door het toe
passen van invoerbelemmeringen, terwijl de op
zet van de E.B.U. juist is het internationale
handelsverkeer te verruimen. Engeland heeft
zich evenals Frankrijk hieraan sterk bezondigd.
Op deze wijze wordt het doel van de E.B.U.
voorbijgeschoten. Vanaf het begin is nadrukke
lijk als voorwaarde en als doel voor en door de
de E.B.U. gesteld de vrijmaking van het inter
nationale handelsverkeer. Open grenzen waar
borgen een vrije internationale concurrentie en
een zo groot mogelijke internationale arbeids
verdeling. Deze laatste leidt automatisch tot een
zo groot mogelijke welvaart, omdat de produc
ten dan worden voortgebracht op die plaats,
waar zulks met de minste kosten kan geschie
den. Een tweede belangrijk voordeel van vrije
internationale handel is, dat deze leidt tot een
natuurlijk evenwicht tussen de koopkrachten
der onderscheidene valuta's. Al die kunstmatige
invoerbelemmeringen zijn overbodig wanneer
de met elkander handeldrijvende landen een
natuurlijk binnenlands evenwicht tussen geld en
goederen hebben bereikt en in stand houden.
Belemmert men de vrije concurrentie tussen de
E.B.U.-landen, dan zal men meer en meer tot
een toestand komen, waarbij de E.B.U.-landen
ten opzichte van de rest van de wereld (met
name die landen, die een gezonde valuta hebben
en daardoor een volkomen vrij en ongebonden
internationaal handelsverkeer kunnen onder
houden) een gesloten en door kunstmatige
barrières beschermd handelsgebied gaan vor
men. Het gevolg hiervan kan slechts zijn, dat
men steeds verder verwijderd raakt van de op
zet en de doelstelling van de Europese Beta
lingsunie: ten spoedigste weer te komen tot een
volkomen vrije internationale inwisselbaarheid
van het geld.
Het werd met het oog op de hier in het licht
gestelde tekortkomingen van de E.B.U. hoog
tijd, dat het gehele Europese betalingsstelsel
223