rede stelsel, waarbij de internationale handel van
land tot land afzonderlijk wordt geregeld. Het
evenwicht van de betalingsbalans tussen twee
landen komt dus, zoals de ervaring leert,, altijd
op het laagste punt tot stand, ofndat er geen uit
weg is om het overschot af te wikkelen en het
een duurzaam karakter verkrijgt. Een natuur
lijk evenwicht in de betalingsbalans tussen twee
willekeurige landen komt dan ook praktisch
nooit voor. Wel kan een land in zijn handels-
en betalingsverkeer evenwicht tot stand brengen
door een overschot tegenover land A te gebrui
ken tot dekking van het tekort in het verkeer
met land B. Des te groter het aantal landen is,
waarmede handel wordt gedreven, des te gemak
kelijker zal de betalingsbalans in evenwicht
zvorden gebracht, waarbij zoals de vorige maal
zverd uiteengezet, tijdelijke afwijkingen géén en
duurzame evenwichtsverstoringen zvèl kwaad
kunnen en zullen stichten.
hi November 1947 werd een eerste belangrijke
stap in de goede richting gedaan. De betrokken
landen maakten toen een regeling, welke het
gebruik van overschotten voor betaling aan an
dere landen toestond, zonder echter nog daar
toe te verplichten. Dit was de tweede phase, die
evenwel nog door te grote stroefheid werd ge
kenmerkt, daar de mogelijkheden van over
dracht slechts beperkt konden izijn en het ook
ontbrak aan voorzieningen, ingeval die overge
dragen vorderingen niet werden aanvaard,, ter
wijl de bezwaren, welke aan de tweezijdige over
eenkomsten onder het z.g. bilateralisme eigen
waren, zich onverminderd deden gelden. Het
ontbrak immers ten enenmale aan middelen, die
een ongezonde en dus ongewenste eenzijdigheid
in het handels- en betalingsverkeer afremden
of een gewenste ontwikkeling bevorderen kon
den, zoals dat vóór de oorlog onder het stelsel
van de gouden standaard het geval was geweest.
Bij een ongunstige stand van de betalingsbalans
toch moet, zoals de vorige maal werd uiteen
gezet, meer aan het buitenland worden betaald
dan ervan wordt ontvangen. Dat leidde voor
heen tot uitvoer van buitenlandse betaalmidde
len en goud. Daarvoor kon men dan bij de cen
trale bank aankloppen, die het binnenlandse geld
onbeperkt inwisselde voor zulke betalingen aan
het buitenland.
Zulk een éénrichtingsverkeer kon natuurlijk
slechts tijdelijk worden volgehouden. Door de
vele betalingen aan het buitenland nam de bin-h
nenlandse geldhoeveelheid af, waardoor de prij-i
zen daalden. Dit had weer tot gevolg een toe
neming van de uitvoer en een vermindering
van de invoer (het buitenland werd te duur).
Een en ander leidde tot een omkering van de
geld- en goudbeweging, er vloeide weer goud uit
het buitenland toe en zo voltrok zich het even-
wichtherstel in het betalingsverkeer met het
buitenland. Door wijzigingen in de rentetarie
ven bevorderde de centrale bank dat evenwichts
herstel in dier voege, dat renteverhoging kapi
taal uit het buitenland (dus goud of deviezen)
deed toevloeien en renteverlaging een tegenover
gestelde uitwerking had.
Met de totstandkoming van de E.B.U.., de Euro
pese Betalingsunie op 19 September 1950 (met
terugwerkende kracht per 1 Juli 1950) werd de
derde na-oorlogse phase van het internationale
betalingsverkeer ingeluid. De daarbij voor
ziene regeling was er op gericht de belemme
ringen, die de tweede phase nog hadden geken
merkt, te ondervangen. Derhalve werd daar
mede een ernstige poging ondernomen om bij
handhaving van de nationale deviezenbeper-
kingen automatisch alle tekorten en overschot
ten, die van maand tot maand voor elk der aan
gesloten landen ontstaan, tegen elkaar weg te
schrappen. Het stelsel van de E.B.U. voorziet
nl. in volledige maandelijkse compensaties van
alle overschotten en tekorten der deelnemende
landen, die alle in dollars worden omgerekend.
Aan het einde van elke maand wordt aldus de
rekening bij de E.B.U. opgemaakt. Verder is er
een automatisch werkend remsysteem ingesteld,
dat zowel het ontstaan van voortdurende over
schotten als van voortdurende tekorten bij één-
en hetzelfde land tegen gaat. Hiermede wordt
dus een soortgelijk automatisme nagestreefd a's
dat, hetwelk door de gouden standaard werd
bereikt.
De samenwerkende landen moeten nu uit zelf
behoud gezonde economische en monetaire ver
houdingen binnen hun grenzen scheppen en in
stand houden. Want des te minder de betalings
balans uit het lood wordt getrokken, des te
vruchtbaarder zal de samenwerking in E.B.U.-
verband zijn. En daar, zoals de vorige maal
werd uiteengezet, het evenwicht van de beta
lingsbalans slechts bereikbaar is indien span-
jjningen in de binnenlandse economische en mo-
'.retaire verhoudingen achterwege blijven, heeft
1de werking van de E.B.U. ook een heilzame in-
ïfflvloed op het monetaire beleid in de betrokken
planden. Doch daarover een volgende maal.
200