Do dool I )or de nnancieie 8. Wanneer een aanvraag is goedgekeurd en de akte is getekend, kan het geld door de boerenleenbank worden verstrekt zonder voor- a fgaande bestedingscontröle. Uit het vermelde bij de punten 3 en 6 mag wor den afgeleid, dat bij t.b.c.-vrijmaking van de veestapel vrijwel steeds het verschil tussen het bedrag, verkregen door de verkoop van de rea- geerders en de aankoop van de t.b.c,-vrije dieren geheel door het Borgstellingsfonds zal kunnen worden gegarandeerd. Wanneer van de vee stapel b.v. 8 dieren reageren, welke bij verkoop 4.800,opbrengen en vervangen worden door 8 t.b.c.-vrije dieren, waarvan de aankoop prijs 8.000,te financieren bedrag) is, dan zal het te lenen bedrag van 3.200,ge heel door het Borgstellingsfonds kunnen wor den zeker gesteld, daar dit bedrag ligt beneden 8 X 500,— 4.000, 10 Het na-oorlogse betalingsverkeer in Europa Hebben wij de vorige maal te dezer plaatse in zonderheid aandacht geschonken aan het begrip van de betalingsbalans en aan de problemen, die hiermede samenhangen, ditmaal zullen wij ons bezig houden met cle ontwikkeling van het na-oorlogse betalingsverkeer, speciaal ter ver klaring van het ontstaan en het wezen van de Europese Betalingsunie, kortheidshalve de E.B.U. genaamd. Te dien aanzien zullen wij ons thans echter tot enkele hoofdpunten beperken ten einde te voorkomen, dat men door de vele bomen het bos niet meer kan zien. De volgende maal hopen wij dan op een en ander nog wat dieper in te gaan. Toen de tweede wereldoorlog was geëindigd, was er zoals men weet van internationale handel evenmin als van internationaal betalingsverkeer sprake. Dat kon ook niet, omdat de economische stelsels in de Westeuropese landen volkomen waren ontwricht, het geldwezen was uitgehold door een reusachtige ongedekte papiercirculatie en aan alles en nog wat zulk een geweldige be hoefte bestond, dat geen enkele regering het zich kon veroorloven de in- en uitvoer vrij te laten, gesteld al, dat zulks in technisch opzicht mogelijk zou zijn geweest. Van het begin af aan was het toen duidelijk, dat eerst het nationale productie-apparaat weer moest worden hersteld en het geldwezen in het reine moest worden ge bracht en deze herstelarbeid slechts zou kunnen slagen onder een (tijdelijk) stelsel van geleide economie, met gebonden prijzen en distributie van goederen. Daar kwam nog een belangrijke factor bij Om te kunnen kopen moet men over koopkracht be schikken. Binnen de landsgrenzen had ons geld, onze gulden eenvoudig koopkracht, omdat de wet de burgers van een staat nu eenmaal ver plicht het geld in ruil van goederen in betaling aan te nemen. Die wet reikt echter niet over 's lands grenzen. Wil het nationale geld beste dingskracht in het buitenland hebben,, dan is daarvoor de voorwaarde, dat het buitenland weet bij aanvaarding van dat geld te allen tijde goederen of andere valuta's met internationale koopkracht in de plaats te kunnen verkrijgen. Zoals echter gezegd was de gulden na de tweede wereldoorlog uitgehold. De goud- en deviezen voorraden van Nederland waren uitgeput, onze fabrieken produceerden verre onvoldoende vooi het eigen volk en het ontbrak derhalve ons land ook volkomen aan middelen om in het buiten land naar willekeur te kopen. Als gevolg van de afsluiting van alle internatio- nale handelsverkeer tijdens de oorlog, van de verbreking van elk contact met de vrije wereld markten was de intenationa'e samenhang in het prijzenstelsel verloren gegaan. Dit verband kon eerst geleidelijk weer worden hersteld en al die factoren maakten het voor de regering tot een dwingende noodzaak de in- en uitvoer nauw aan banden te leggen. Het internationale han dels- en betalingsverkeer moest derhalve weer van de grond af worden opgebouwd. Die op bouw geschiedde in verschillende phasen. De eerste phase was die van de tweezijdige han dels- en betalingsovereenkomsten. Ons land sloot derhalve ten handels- en betalingsverdrag voor een jaar met landen als België, Frankrijk, West-Duitsland, Engeland, enz. Het bleek even wel niet mogelijk van land tot land evenwicht in dat verkeer te krijgen. Er ontstond b.v. een groot invoeroverschot van België voor ons land, omdat wij meer invoerden uit België dan wij daarheen konden uitvoeren. In theorie was de oplossing daarvoor uitbreiding van onze export tot de omvang van de grote Belgische invoer. De praktijk was echter, dat België zijn uitvoer naar ons land moest drukken tot het lagere peil van onze uitvoer naar België. E11 deze ervaring werd algemeen opgedaan onder dit z.g. bilate- 199

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 11