ters. De schuldeiser zou nog gedurende veertig
dagen beslag kunnen leggen op de goederen als
zij buiten zijn toestemming zouden worden weg
gevoerd.
De zes leden, die een minderheidsnota uitbrach
ten, achtten de voorgestelde belangrijke afwij
kingen van de hoofdbeginselen onzer burgerlijke
wetgeving slechts toelaatbaar, wanneer het land
bouwbelang dringend wijziging der bestaande
bepalingen zou vorderen. Zij wezen ook op het
voorrecht van de verpachtergaat dit vóór, dan
is het recht van weinig waarde. Laat men de
geldschieters voorgaan, dan zullen de verpach
ters minder schappelijk worden of steeds voor
uitbetaling bedingen. Bedrog en verduistering-
zouden hier veel gemakkelijker zijn dan voor
de landbouwondernemingen in Nederlands-
Indië, die voor hun exportproducten toch al op
bepaalde handelaren zijn aangewezen. Naar hun
mening moest het landbouwcrediet een zuiver
persoonlijk crediet blijven en door associatie en
coöperatie ernstig getracht worden het te ont
wikkelen.
Zoals men weet, is dit advies gevolgd en is vrij
spoedig nadien het landbouwcrediet door mid
del van boerenleenbanken tot ontwikkeling ge
komen. De in 1906 ingestelde Staatscommissie
voor de Landbouw merkte dan ook in haar in
1911 uitgebrachte rapport betreffende het
landbouwcrediet op, dat anders dan in de tach
tiger jaren ,,geen noodtoestand meer dringt op
elk middel in te gaan." Zij voelde dan ook niet
voor nieuwe ingewikkelde zakelijke rechten,
die moeilijk passen in het kader van onze be
staande wetgeving. Wel was zij voorstandster
van een privilege zonder zaaksgevolg ten be
hoeve van geldschieters, dat alleen zou werken
tegenover de andere schuldeisers van de debi
teur. Deze commissie meende echter ,,ecn zvaar-
schuzvend zvoord te moeten doen horen om niet
te lichtz'ciardig z'an crediet gebruik te maken en
geen landbouwbedrijf te beginnen dat niet op
een solide economische grondslag berust
De Nederlandse Juristen Vereniging stemde in
1887 over het vraagpunt: .Behoort een afzon
derlijk zakelijk verband gevestigd te kunnen
worden op de te veld staande vruchten en op in
het bezit des pandgevers blijvend vee en land
bouwgereedschap?" De vraag werd door 27
leden met neen en door 11 met ja beantwoord,
terwijl 14 heren zich buiten stemming hielden.
In 1928 werd de vraag of invoering van een
registerpand gewenst is, door de grote meerder
heid ontkennend beantwoord. Maar tevens bleek
een meerderheid, n.1. van 45 tegen 20 leden, er
voor te zijn het pandrecht te verruimen immers
18
deze 45 leden beantwoordden ontkennend de
vraag: ,,,Is handhaving wenselijk van de regel,
dat pandrecht op lichamelijke zaken niet moge
lijk is. indien het goed in de macht van den
pandgever blijft?" Met op één na algemene
stemmen werd nog uitgesproken, dat dit pand
recht niet gevestigd moet kunnen worden bij
enkele overeenkomst, maar dat daarvoor nadere
formaliteiten moeten worden geëist.
De prae-adviseurs voor de Broederschap van
Notarissen in 1936, De Lange en Meijers, bleken
beiden te voelen voor het registerpand. Nu ook
de Minister van Justitie voorstander daarvan is,
is de kans, dat het zal worden ingevoerd, aan
merkelijk toegenomen. Grote verbeteringen zijn
daarvan m.i. niet te verwachten. Een boek van
de Amerikaanse rechtsgeleerde Jones, dat uit
sluitend is gewijd aan de Amerikaanse rechts
regels en rechtspraak over de chattel-mortgages
en de koop op crediet, telt bijna 1800 bladzijden
met nog een supplement van ruim 500. Er zijn
ettelijke duizenden rechtelijke uitspraken over
de chattel-mortgage in verwerkt. Dit werkt niet
aanmoedigend.
Wie afgunstig is op de grote mogelijkheden van
crediet in Zwitserland en in Amerika, bedenke,
dat in die landen de boeren vaak diep in de schul
den zitten en dat daar een van de grootste zor
gen van het landsbestuur vormt hoe de boeren
voor materiële ondergang te behoeden als gevolg
van hun zware schuldenlast. Tal van wettelijke
voorzieningen en omvangrijke en kostbare steun
maatregelen zijn getroffen, teneinde de bedrij
ven te saneren en het zich te diep in de schulden
steken te voorkomen. Hier in Nederland daaren
tegen wijzen de statistieken uit, dat de boeren
in veel geringer aantal failliet gaan dan de an
dere ondernemers.
Door invoering van het bezitloos pandrecht zal
ook daarom niet een grote uitbreiding van de
credietmogelijkheden ontstaan, omdat het cre
diet met roerend goed als onderpand veelal
slechts tamelijk geringe bedragen zal betreffen.
Een schuldeiser zal ook na een wettelijke rege
ling geen grote bedragen op roerend goed als
onderpand willen verstrekken, gezien de risico's
die aan deze wijze van credietverlening eigen
zijn. Die risico's en de te verrichten formalitei
ten zullen ook maken, dat dit crediet nimmer
erg goedkoop zal kunnen zijn. In Zwitserland is
de rente hoog en geven de banken de voorkeur
aan andere credieten.
Van groot belang is tenslotte, dat voor de typisch
zakelijke credieten een regeling niet meer zo
nodig is. Want voor de aankoop van vee en ma
chines kan men, zoals ik reeds verhaalde, thans