liest hij dan zijn zekerheidsrecht? Zullen derden
mogen aannemen, dat de schuld is betaald en
dus het zekerheidsrecht is verloren gegaan, als
zij bemerken dat de schuldenaar ook na de ver
valdag de tot zekerheid gegeven goederen
nog onder zich heeft? Dit geldt inderdaad in
vele staten in Amerika, veelal met deze uitzon
dering, dat de schuldeiser zijn zekerheidsrecht
kan behouden door een hernieuwde inschrijving.
De schuldeiser wordt dus gedwongen van zijn
rechten gebruik te maken, zelfs op straffe van
verlies daarvan. De hier te lande gebruikelijke
mildheid jegens debiteuren is daar minder in
zwang. In het algemeen is trouwens het recht
aan een korte tijdsduur gebonden. Het zeker
heidsrecht op vee vervalt in Zwitserland na het
einde van het tweede kalenderjaar na de in
schrijving, tenzij het tijdig is vernieuwd, in
Amerika is in de verschillende staten de inschrij
ving een, twee, drie soms ook vijf of zes jaar
van kracht; na die tijd is een hernieuwde in
schrijving nodig om de mortgage haar gelding
tegenover derden te doen behouden. Dit is dus
anders dan bij onroerend goedalthans in ons
land blijft een hypotheekrecht onbepaalde tijd
geldig.
Anders dan bij onroerend goed is het ook een
puzzle waar het recht moet worden ingeschre
ven, omdat roerend goed niet steeds op dezelfde
plaats blijft. In Amerika moet de registratie in
vele staten geschieden bij het inschrijvingskan
toor van de woonplaats van de schuldenaar
andere staten verlangen registratie bij het kan
toor, binnen het gebied waarvan het goed zich
ten tijde van het vestigen van de mortgage be
vindt.
In Zwitserland moet het recht op vee worden in
geschreven bij het kantoor, binnen welks gebied
bet verpande vee normaal zijn verblijfplaats
heeft. Voor het geval de schuldenaar verhuist,
voor niet-inwoners, voor zaken met filialen en
soortgelijke gevallen zijn er veelal speciale rege
lingen. Dat door een en ander vaak moeilijk
heden ontstaan, behoeft geen betoog.
Andere suggesties
De suggestie is wel eens geopperd, dat bij de
verkoop van elk stuk vee een stuk papier, een
soort persoonsbewijs, zou moeten worden mee
geleverd, waarop o.m. vermeld zou staan of het
dier al dan niet bezwaard is. Slechts door een
aantekening op dat papier zou een bezitloos
pandrecht kunnen ontstaandit recht zou ver
vallen, behalve door tijdsverloop, doordat de
daarvoor aangewezen ambtenaar op het stuk
verklaart, dat de schuldeiser zijn recht heeft
prijsgegeven. Dit lijkt eenvoudig en aantrekke
lijk. Ik vraag mij echter af of bij deze regeling
een register wel gemist zal kunnen wordenniet
slechts eventuele kopers maar ook andere
schuldeisers hebben er belang bij te weten, of
het vee al dan niet bezwaard ishet is ook moge
lijk dat het papier teloor gaat of dat daarop
valse aantekeningen worden geplaatst. De an
dere kwesties die ik aanroerdevestiging van het
recht door een ander dan de eigenaar, de ver
houding tot het voorrecht van de verpachter e.d.
vragen natuurlijk ook in deze regeling om een
oplossing. Voor een dergelijke regeling is bo
vendien nodig, dat het mogelijk is bewijzen te
maken waarin het dier werkelijk nauwkeurig
is omschreven, opdat niet de met een zekerheids
recht bezwaarde koe Grietje verkocht zal wor
den met de papieren van de onbezwaarde koe
Jansje.
Om de verkoop door de schuldenaar aan der
den te goeder trouw te voorkomen, is ook wel
voorgesteld voor de vestiging van het bezitloos
pandrecht voor te schrijven, dat de dieren een
bepaald merkteken in de horens wordt gebrand.
Een dergelijke regeling schijnt bij een wet van
30 Juni 1932 in Oostenrijk te zijn ingevoerd
voor mestvee. Een bezwaar is, dat de tekens
niet verwijderd kunnen worden na het teniet
gaan van het zekerheidsrecht en dat de merk
tekens te grote publiciteit geven aan de zeker
heidstelling.
Het spreekt natuurlijk vanzelf, dat zo men
evenals in Zwitserland een bezitloos pandrecht
op vee mogelijk maakt, men de eigendomsover
dracht tot zekerheid althans voor vee ongeldig
moet verklaren. Doet men dit niet, dan blijft
die eigendomsoverdracht de voorkeur behouden
en heeft dus de nieuwe regeling geen zin.
Is een regeling wenselijk?
Of een bezitloos pandrecht moet worden moge
lijk gemaakt, is een vraag welke reeds herhaal
delijk gesteld en onderzocht is geworden. De
bekende Landbouwcommissie, welke werd inge
steld bij K.B. van 18 September 1886, deed in
het vijfde van haar adviezen, dat op 6 April
1888 is gepubliceerd, de aanbeveling dat zou
mogelijk worden gemaakt om tegen verband van
oogst, vee of inventaris crediet op te nemen.
Niet minder dan zes van haar leden gaven ech
ter in een afzonderlijke nota van een tegenge
steld gevoelen blijk.
De meerderheid van de commissie stelde voor
dat het recht zou worden ingeschreven in bij
zondere registers en voorzover het betrekking
heeft op de oogst ook in de hypothecaire regis-
17