alleen om de zo juist genoemde bezwaren zoveel mogelijk te verzachten, maar ook omdat deze rechtsfiguur toch eigenlijk maar een schamel en onbevredigend hulpmiddel is. Immers wat par tijen willen, is een zekerheidsrecht, een bezitloos pandrecht; wat zij verklaren en verrichten, is een eigendomsoverdracht, die zij in feite niet willen en die ook gevolgen heeft welke zij niet wensen. Vandaar dat zij de overeenkomst van allerlei clausules voorzien, ten einde die minder gewenste gevolgen weg te werken en dus door allerlei nevenbedingen de eigendomsoverdracht omvormen tot een soort pandrecht zonder be zitsoverdracht, hetwelk de wet juist verbiedt. Natuurlijk ontstaan hierdoor weer nieuwe on zekerheden, welke de rechtspraak niet of eerst na lange jaren tot oplossing kan brengen. Vast staat nu wel dat als de debiteur, dus de man die de goederen, b.v. het vee, tot zekerheid van een schuld in eigendom heeft overgedragen, failliet gaat, de schuldeiser die goederen niet eenvoudig als zijn eigendom tot zich mag nemen neen, hij moet ze volgens de Hoge Raad, evenals een echte" pandhouder, verkopen en hetgeen ze meer opbrengen dan hem verschuldigd is, aan de curator in het faillissement afdragen. Maar als zich nu eens het omgekeerde geval voordoet, dat niet de schuldenaar maar de schuldeiser failliet gaat, dan ontstaat er een situatie, waar over zeer verschillend wordt gedacht. Beschouwingen i.v.m. een eventuele wettelijke regeling Het is weinig aantrekkelijk een onzekere en tot allerlei misbruiken aanleiding gevende rechts figuur ongeregeld te laten De maker van het nieuwe burgerlijk wetboek, Prof. Meijers, be pleitte trouwens reeds in 1908 een beperking van de mogelijkheid om eigendom d.m.v. het consti- tutum possessorium over te dragen; in 1936 schreef hij dat er periculum in rnora was (dat het gevaarlijk was nog langer te dralen), dat de zaak in een stadium was gekomen waar wij zonder wettelijk ingrijpen niet meer op redelijke wijze uitkomen. Een achttal jaren eerder heeft echter een groot bankier aangeraden de zaken te laten zoals zij zijn; degenen die nu deze rechtsfiguur kiezen, handelen op eigen risicozij weten dat zij een vrij onzeker recht hebben, omdat, zo de schul denaar zo trouweloos is de zaak te vervreemden, zij hun zekerheid kwijt zijn. Maar zou de wet dit oneigenlijke pandrecht gaan regelen, dan zouden de mensen waarschijnlijk wèl vertrou wen dat zij daarmee een deugdelijk zekerheids- 10 recht krijgen; dat vertrouwen zou echter mis plaatst zijn, omdat ook dan het bezitloos pand recht in vele gevallen zal blijken niet een goede zekerheid te geven. De enig denkbare regeling inschrijving van dit recht in registers achtte hij bovendien in de meeste landen, waar zij was ingevoerd, economisch vrijwel mislukt; er wordt betrekkelijk weinig gebruik van ge maakt. Het is ongetwijfeld een enigszins zonderling- betoog omdat een ideale regeling niet is te vin den, moeten wij maar ophouden naar een goede regeling te zoeken en met de huidige toestand, hoe onbevredigend ook, tot in lengte van dagen doorwerken. Nu interesseren ons hier alleen de zekerheids rechten in de landbouw. Maar het is duidelijk, dat het antwoord op de vraag, of en zo ja, welke regelingen er ten behoeve van het landbouw- crediet moeten komen, in hoge mate afhankelijk is van de algemene regeling inzake de zeker heidsrechten op roerend goed. De chattel-mort- gage van het Amerikaanse recht is stellig niet een specifiek landbouwinstituut. Want onder chattel niet cattle vee) vallen in be ginsel alle roerende goederen. Zou hier op dezelfde ruime schaal een bezitloos pandrecht worden mogelijk gemaakt, dan is het, behoudens op enkele onderdelen, niet nodig speciale bepa lingen voor de landbouw te maken. Maar anderzijds zijn er tal van landen, waarin men juist voor de landbouw en voor die alleen speciale regelingen heeft getroffen, welke het bezitloos pandrecht, dat men voor handel en industrie onnodig of zelfs schadelijk acht, bij het landbouwcrediet op min of meer ruime schaal mogelijk maken. Een voorbeeld daarvan vormt Nederlands- Indië, waar bij Koninklijk Besluit van 24 Januari 1886 een recht van oogstverband is ingevoerd, een zakelijk zekerheidsrecht op te velde staande onafgeplukte of reeds geoogste landbouwproducten en op de ter bereiding daar van bestemde onderneming en inrichtingen. Dit recht kan alleen worden verleend aan een geld schieter om hem zekerheid te geven voor de nakoming van de verplichting om de producten aan hem af te leveren ten verkoop in commissie, teneinde op de opbrengst te verhalen de door hem voorgeschoten gelden, interessen, kosten en provisie. Het is dus een recht, dat alleen annex kan zijn aan een consignatiecontract en het geeft niet zozeer zekerheid voor de betaling Buitenlandse voorbeelden

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 30