dingen hebben heel veel van haar oorspronkelijke betekenis verloren. Is het verschil tussen het Nederlandse cn het Amerikaanse recht dan afwezig? Kan ik be sluiten met de opmerking dat hetgeen men wenst, reeds bij ons bestaat? Zo eenvoudig is de zaak helaas niet. Er zijn onderscheidene verschilpunten tussen de Ameri kaanse en Nederlandse zekerheidsrechten en t.a.v. het bezitloos pandrecht is wel dit, naar ik meen, het grootste verschil, dat in al de Ameri kaanse deelstaten voor der werking van de chattel-mortgage tegen derden de inschrijving of registratie van het recht in openbare registers is vereist, in de trant dus van hetgeen onze wet eist voor de vestiging van een recht van hypo theek op een onroerend goed of een schip en voor de vestiging van een pandrecht op een octrooi. Door die registratie vertoont het recht ook in zijn gevolgen belangrijke verschillen met ons bezitloos zekerheidsrecht en tevens wordt daar door naar veler mening een groot deel van de bezwaren van dit bezitloos zekerheidsrecht on dervangen. Want het is niet zo, dat de hier te lande door de rechtspraak geschapen situatie bevredigend wordt geacht. Verre van dien. Bezwaren, verbonden aan het bezitloos zekerheids recht ten onzent De voornaamste bezwaren richten zich niet zozeer tegen deze zekerheidstelling zelve, als wel tegen de daarvoor steeds gekozen vorm van overdrachthet constitutum possessorium. Want dit leent zich zo'bij uitstek voor mis bruik iemand die ziet aankomen dat hij insol vent kan geraken, draagt zijn roerende goederen in eigendom over aan een vriend of bloedver want en levert ze door middel van het conti- tutum possessorium. Feitelijk en dus waarneem baar verandert er dan nietsde man lijkt nog even credietwaardig als voorheen, maar komen zijn schuldeisers verhaal nemen, dan wordt triomfantelijk de akte vertoond, waarbij prac- tisch al de roerende goederen aan een ander in eigendom zijn overgedragen. Sinds de eigen domsoverdracht tot zekerheid als geldig is er kend, is het aantal van dergelijke schijnover- drachten tot onttrekking van goederen aan het verhaal der schuldeisers belangrijk toegenomen. Dit is niet alleen in de steden het geval, ook op het platteland kent men de truc. Prof. Meijers heeft in 1936 aan de deurwaar ders gevraagd, hoe vaak zij bij beslagen op dergelijke akten van overdracht stuitten. De 8 antwoorden waren waarlijk ontstellend, ook voor het platteland. Voor het Westland werd gerapporteerd, dat de akten meer en meer toenamende zaakwaar nemers zochten de mensen zelf op. In Oud- Beijerland werden wel 9 van de 10 beslagen aldus gedwarsboomd en zeker 5 van de 10 waren ook technisch goed in orde. Een Fries deurwaarder meent niet te overdrijven wanneer hij zegt, dat minstens de helft van de veestapels van de boeren bij z.g. bruikleenakten is overgedragen. Ook uit Woerden en Zaandam werd bericht, dat de meeste boeren het vee ten name van familieleden hebben gesteldslechts in enkele afgelegen delen van het land had toen deze praktijk nog weinig wortel geschoten (zo b.v. Noordhorn, Texel, Kortgene, Harderwijk, Doesburg, Oostburg en Berlikum) in Apel doorn echter weer 50 Bommelerwaard 40 en Hulst 75 Hoe het er nu mee staat, weet ik niet. Waar schijnlijk minder erg, niet alleen omdat het de boeren beter gaat, maar ook omdat de aardig heid er van af is, want de deurwaarders zijn stoutmoediger geworden en nemen de goederen toch rustig in beslag, al wordt hun een akte van overdracht getoond. Zij vinden hiervoor steun in de rechtspraak, die geneigd is de derde met het moeilijke bewijs te belasten dat de eigen domsoverdracht een deugdelijke en reële basis had. Ook echter in de talrijke gevallen dat de overdracht d.m.v. constitutum possessorium een volkomen zakelijke transactie is, geldt het bezwaar dat iemand een zeer credietwaardige staat kan vertonen, de indruk kan vestigen een man in bonis te zijn, maar dat als het tenslotte op betalen aankomt, blijkt, dat bijna geen van de zich bij hem bevindende goederen meer zijn eigendom is. Velen tellen dit nadeel licht. Want, zo betogen zij, bijna niemand is zo dwaas een ander crediet te geven op grond van hetgeen men hem aan roerende goederen onder zich ziet hebben. Zo lichtvaardig pleegt men niet crediet te verlenen. Daarbij komt, dat er tal van andere overeen komsten zijn van welke de geldigheid aan geen enkele twijfel onderhevig is, waardoor iemand zaken onder zich kan krijgen die hem niet toe behoren. Ook daardoor kan dus eveneens een te gunstige indruk van zijn vermogenstoestand worden gevestigd. Men denke slechts aan huur, bruikleen en huurkoop. Hof, Den Haag, 12 November 1936, cassaticbewijs verworpen; H.R. 16 December 1937 N.J. 1938 no. 505; zie ook H.R. 4 April 1952 Ars Acqui 1952 blz. 143.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 28