Wij zijn prof. Polak zeer dankbaar, dat hij ons in de gelegenheid heeft gesteld de inhoud van zijn lezing te publiceren. Met bezitloos pandrecht, dat in Nederland mo menteel voorkomt in de vorm van de eigendoms overdracht tot zekerheid, heeft de laatste tijd meerdere malen in de belangstelling gestaan en is zelfs in de Tweede Kamer ter sprake gebracht in verband met de vraag, of niet bevorderd kon worden, dat gemakkelijker crediet werd ver kregen door landbouwers tegen zekerheid van de eigendomsoverdracht van hun vee, inventaris enz., dat dan bij hen in gebruik bleef. Bij het stellen van deze vraag wordt veelal uit het oog verloren, dat niet zo zeer door de aan geboden zekerheid wordt bepaald of crediet kan worden verleend, doch dat zulks in de allereerste plaats afhangt van het antwoord op de vraag of de betrokkene credietzvaardig wordt geacht. Die credietwaardigheid wordt op haar beurt bepaald door allerlei factoren, zoals vakbe kwaamheid, moraliteit, maatschappelijk gedrag, vermogenspositie, levensvatbaarheid van het bedrijf, enz. De aangeboden zekerheid speelt daarbij een ondergeschikte rol. De aanleiding tot deze lezing was een vraag van prof. Horring uit Wageningen, die in verband met hetgeen hij op het gebied van de chattel- mortgage (chattel have, goed to mortgage verhypothekeren, verpanden) in Amerika had gezien, gaarne eens geïnformeerd wilde zijn omtrent de mogelijkheden daaromtrent hier te lande. In Amerika wordt nl. op grote schaal onder deze zekerheid crediet verleend. Dit vraagstuk heeft niet een uitsluitend juridi sche kant, doch is een landbouw-economische vraag van niet gering belang. O]) voor ieder juist ook voor niet-juristen zeer heldere wijze, heeft prof. Polak dit vraag stuk belicht. I lij begon met enige stellingen inzake oogst- en z eeverpanding, luidend 1. Een wettelijke regeling van een bezitloos pandrecht moet enerzijds de schuldeisers een deugdelijke zekerheid geven, anderzijds het handelsverkeer van roerend goed niet belem meren. 2. Het is niet doenlijk de beide zo juist ge noemde eisen gelijktijdig geheel te verwezen lijken, zodat een volledig bevredigende regeling niet mogelijk is. 3. Het gevaar is niet denkbeeldig, dat invoe ring van een register-pandrecht zou leiden tot een vermeerdering van het aantal schijn-contrac- ten met het doel goederen aan het verhaal van de schuldeisers te onttrekken, alsmede tot een uitbreiding van de credietverlening door onscru puleuze geldschieters. Voor de landbouw verdient, het daarom over- weging, het bezitloos pandrecht alleen toe te laten ten behoeve van erkende er edictinstel lingen. 4. Bij een eventuele instelling van een register voor bezitloze pandrechten moet rekening wor den gehouden met de afkeer, welke de meeste boeren hebben van openbaarheid ten aanzien van hun financiële draagkracht. 5. Regeling van de oogstverpanding kan niet eenvoudig zijn, omdat daarbij rekening moet worden gehouden met de rechten van hypotheek houders en met die van de verpachter. 6. Een regeling van het bezitloos pandrecht zal niet leiden tot een aanmerkelijke verruiming van de credietmogelijkheden in de landbouw. Deze stellingen werden door prof. Polak nader toegelicht. Wij laten hem hier verder gaarne aan het woord. 3

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 23