Per i Maart 1951 Middelbare landbouwscholen Landbouwwinterscholen Lagere landbouwscholen Voorbereidende en algemene landbouwcursussen De economische postie van ons land maakt de voortbrenging van hooggekwalificeerde produc ten tot een gebiedende eis. In het bijzonder ook in de agrarische bedrijfstak is de kwaliteit van de aangewende arbeid, m.a.w. het peil van de vakbekwaamheid van de arbeidskrachten, een punt van vitaal belang. Met betrekking tot de landbouw is daarom een overzicht gegeven van: 1. de belangstelling voor het landbouwonderwijs 2. de uiteindelijke graad van geschooldheid van de boerenzoons en 3. de capaciteit van het onderwijsapparaat. Vanzelf sprekend zijn meerdere factoren op het school bezoek van invloed. Eén hiervan, de afstand tot de school, is onderzocht: er bleek een duidelijk verband te bestaan tussen de grootte van het leerlingenbezoek en de afstand tot de school. Aangezien Nederland vanuit landbouwkundig oogpunt gezien grote verschillen vertoont, is ge tracht een regionaal overzicht te krijgen in de stand van het landbouwonderwijs. In overeen stemming met de aard van dit artikel zijn de gebieden vrij groot genomeneen bespreking- van het landbouwonderwijs per provincie zou vanzelfsprekend verdere detaillering eisen, zo wel naar gebied als naar grootte van de be drijven. Uit dit landelijk overzicht blijkt evenwel reeds, dat de verschillen tussen de gebieden zeer groot zijn. Ad. 1. De belangstelling voor het onderwijs bleek in absolute zin in sommige gebie den met name in het Zuidelijk zandgebied en in mindere mate ook in de weidegebieden - te groot te zijn. Niet alle boerenzoons, die in deze gebieden thans landbouwonderwijs volgen, zul len in de toekomst een bedrijf kunnen krijgen. Dit betekent niet alleen een verspilling van tijd en energie, maar voor de betrokkenen ook veel leed. Immers, als zij op latere leeftijd de land bouw de rug toekeren, komen zij als ongeschool den in de andere bedrijfstakken terecht met alle consequenties van dien. In enkele gebieden 3 239 80 40 2.919 73 203 14-97° 74 439 6.925 16 het centrale zand- en rivierkleigebied en het Zuidhollands zeekleigebied moet de belang stelling voor het landbouwonderwijs nog onvol doende worden genoemd. Ad. 2. Geheel anders is het gesteld met de graad van geschooldheidin sommige gebieden blijkt de belangstelling voor het land bouwonderwijs wel groot te zijn, terwijl de graad van geschooldheid daarentegen laag is. Wat de graad van geschooldheid betreft staan de Noordelijke zeekleigebieden en Zeeland bovenaan. Overwegend is hier het dagonderwijs liet middelbaar en het lagere dagonderwijs nemen er een ongeveer gelijke plaats in. De zandgebieden (uitgezonderd het Noordelijk zandgebied) geven een volkomen ander beeld te zien. Het avondonderwijs neemt hier de belang rijkste plaats in, onmiddellijk gevolgd door het lager dagonderwijs; het percentage leerlingen, dat middelbaar dagonderwijs volgt, is laag. In de rivierkleigebieden en de weidestreken trekt de- lagere landbouwschool de meeste belangstelling; het Zuidhollandse zeekleigebied en de Noorde lijke zandgebieden sluiten zich hierbij aan. Van de weidestreken staan Friesland en Noord-IIol- land bovenaanin tegenstelling tot de andere weidegebieden hebben hier ook de landbouw winterscholen en vrij belangrijke positie. Ad. j. Tenslotte is de capaciteit van het land- bouwonderwijsapparaat geconfronteerd met de behoeftehierbij werd uitgegaan van het dagonderwijs. Gezien de voortgang van de land bouwtechniek en de steeds zwaardere eisen, welke aan de boer worden gesteld, kan men voor de toekomst zeker als norm stellen, dat alle boerenzoons dagonderwijs moeten volgen. Gemeten naar deze norm zal de capaciteit van het dagonderwijs op de zandgronden en in het rivierkleigebied nog moeten worden vergroot. In de andere gebieden bestaat hiertoe zeker geen aanleiding. Wel zal in de toekomst, gezien de steeds grotere behoefte aan boeren met een ruimere algemene Landbou wonder w ij sin stellingen Aantal scholen Aantal leerlingen Aantal leerlingen per school of cursus 159

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1953 | | pagina 15